vmbo b2 woorden grammatica spelling H5 Talent bb

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Spelling &  grammatica

Wat betekent
AANDURVEN

Wat betekent
AFPERSEN

1. uitknijpen
2. boeken bedrukken
3. iemand iets dwingen door te dreigen
4. bevallen

Wat is
AMBITIE

BESTEMD VOOR

1. stempelen
2. bedoeld voor
3. zingen voor

Wat betekent
BRANCHE

Wat is het onderwerp uit de volgende zin:
De grote, sterke, iets te dikke zussen van Irma hebben gisteravond pannenkoeken gebakken.

1. De zussen
2. pannenkoeken
3. De grote, sterke, iets te dikke zussen van Irma
4. hebben gebakken

Wat is een voorbeeld van een lidwoord?

1. Aan
2. Voor
3. De
4. En

MAN, AUTO, SCHOOL, KIND
Dat zijn ............

1. werkwoorden
2. lidwoorden
3. telwoorden
4. zelfstandige naamwoorden

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. Mooi
2. Leuk
3. Groot
4. Poes

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?

1. Maaike
2. Paard
3. Het
4. Laptop

Noteer zes voorzetsels (VZ)

1. De juf kijkt het werk na
2. Na school ben ik altijd moe.
In welke zin staat een voorzetsel?

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

1. zonnige
2. dag
3. zonnige , leren
4. leren

Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
Dat is zijn sporttas.

1. werkwoord
2. geen werkwoord

Maar wat is een werkwoord precies?

Een werkwoord is:

1. Een ander woord voor het onderwerp
2. Een doe-woord
3. Een woord dat aangeeft welk werk iemand doet
4. Een woord dat je weg kan laten uit een zin

De verf is gespat
De .......... verf

Het huiswerk is gemaakt.
Het .........huiswerk

Het woord heb ik weggelaten
Het ......... woord

Wanneer een werkwoord in de tt geschreven moet worden, kun je een trucje toepassen, welk?'
Leg het trucje uit

Dit (gebeuren) nooit!

1. gebeurd
2. gebeurdt
3. gebeurt
4. gebeuren

Dit is nog nooit (gebeuren)!

1. gebeurd
2. gebeurdt
3. gebeurt
4. gebeuren

Wachten met rijden tot verkeer de uw gewenste rijrichting (oprijden)

... (Worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

TT: Ik (worden) gek van de werkwoordspelling.

TT: Jij ... (worden) gek van de werkwoordspelling.

1. (worden) je moe van werkwoordspelling?
2. (worden) je broer ook zo moe van werkwoordspelling?

Noteer de regels van
't kofschiptaxi

Wat is de juiste werkwoordspelling?

Daarna (praten - vt) we met alle leerlingen samen over hoe je het milieu in de toekomst structureel (beschermen).

1. praatte, beschermt
2. praten, beschermd
3. praatten, beschermd
4. praatten, beschermt

We (besteden, vt) veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

werkwoordspelling vt

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Vorig jaar (verhuizen) ik naar Schagen.

1. verhuizte
2. verhuisde
3. verhuiste
4. verhuisden

Wij (beloven-vt) onze juf goed te leren.

1. belooften
2. beloofde
3. beloofden
4. beloofte

Dit vind ik nog moeilijk:

werkwoordspelling TT

werkwoordspelling VT

voltooid deelwoord

lw zn bn ww

vz tw

Niks! Ik begrijp alles!

woorden leren