De weg wijzen
U gaat hier rechtdoor.
Aan het eind van de straat gaat u linksaf/rechtsaf.
U steekt de straat over.
U neemt de eerste/tweede/derde straat rechts/links.
Het café is aan de rechterkant/linkerkant.
De tram stopt tegenover de ingang.
U gaat de trap op naar boven.
U gaat de trap af naar beneden.
U gaat in die richting.
Volg de bordjes.
De weg wijzen (Imperatief)Ga hier rechtdoor.
Aan het eind van de straat ga rechtsaf/linksaf.
Steek de straat over.
Neem de eerste/tweede/derde straat rechts/links.
Het café is aan de rechterkant/linkerkant.
De tram stopt tegenover de ingang.
Ga de trap op naar boven.
Ga de trap af naar beneden.
Ga in die richting.
Volg de bordjes.