25-11 les vacances idéales, bijvoeglijk naamwoord, famille + animaux

Important!
1) Telefoons in de telefoonbak
2) Moet je nog...
Plassen
Waterflesje vullen
Doe het dan nu. Er is geen pauze tussendoor.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Important!
1) Telefoons in de telefoonbak
2) Moet je nog...
Plassen
Waterflesje vullen
Doe het dan nu. Er is geen pauze tussendoor.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Ce qu'on va faire

- passé composé met être
-vertellen over een ideale vakantie
- herhalen bijvoeglijk naamwoord
- overleggen in het Frans: nous allons manger où?




Objectifs:
-1 praten met de passé composé (vacances ideáles)
-2 Regels plaats en vorm bijvoeglijk naamwoord juist gebruiken
-3 een dialoogje opbouwen
- spreken met steekwoorden
- vraagzinnen maken
- voorstellen doen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

noteren.

Kies er maar drie en schrijf daar een zin mee in de 
je-vorm
nous-vorm 

Préparer tes vacances idéales
Noteer 3 favoriete landen. Schrijf voor 1 land op:
-1 combien de temps es-tu parti(e)?
-2 avec qui?
(noem vriendenkring, familieleden)
-3 qu'est-ce que tu as fait? --> 3 activités
- 4 le temps qu'il faisait

Hulp: verzamelde activiteiten / woordenboek / buur / docent

timer
8:00

Slide 4 - Slide

Benadruk hier dat het géén sschrijfopdracht is. De zinnen moeten kort zijn, bruikbaar voor mondeling gebruik.
Les activités

Visiter un musée / des musées
Nager*
Faire de la plongée sous-marine*
Faire du shopping
Camper
Faire de la voile*
Profiter de la vue*
Aller en boîte*


Surfer
Faire de la randonnée
Prendre une verre*
Faire de l'escalade*
Aller au marché aux puces
Manger au restaurant
Faire du rafting
Faire du vélo (j'ai fait)
Prendre des photos (j'ai pris)*



Slide 5 - Slide

In tweetallen proberen te bedenken/raden wat de woorden met een sterretje betekenen.

Stap 2: bespreek nog eens twee minuten de overige standaardzinnen. Welke komen jullie niet uit?

Stap 3: kies 5 activiteiten die jij tijdens jouw jouw droomvakantie hebt gedaan 
Raconter tes vacances idéales
À faire: raconter tes vacances idéales
inhoud: combien de temps / avec qui / les activités / le temps

Étapes:
2 beschrijf jouw ideale vakantie (noem niet het land)
3 jouw buur raadt welk land je beschreven hebt
4 vervolgens wisselen jullie van rol
timer
5:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Le bijvoeglijk naamwoord: répétition
Cherche le bijvoeglijk naamwoord (adjectif) dans les exemples


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Le bijvoeglijk naamwoord: introduction
Pak het ''fiche'' met de exercices erbij. 

-Nous faisons étape 1 ensemble, en classe
-Vous allez faire étape 2, 3 et 4 vous-mêmes

Mais: il est permis de travailler à deux. 



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1) Wat kun je met een bijvoeglijk naamwoord?
--> ''une série intéressante''
 
2) Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal in de zin? Op welke plaats?

3) Welke bijvoeglijke naamwoorden zijn een uitzondering op de regel uit vraag 2 en staan dus op een andere plaats in de zin?


4) Wat gebeurt er met een bijvoeglijk naamwoord als het bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord hoort?

5) Un grand appartement --> une .... maison (vrouwelijk!)

6) Une femme mystérieuse --. ‘’des femmes …. (vrouwelijk meervoud!)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De plaats en vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Étape 2 = zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats. De vormen kloppen allemaal al.
Étape 3: lees de tekst. In elke zin staat een bijvoeglijk naamwoord. Bepaal of dat op de juiste plaats staat. 
Étape 4: Bepaal vervolgens voor elk bijvoeglijk naamwoord of de vorm klopt (let op getal en geslacht).

Klaar? Zelf nakijken. Klaar? Lezen DELF A2 of B1 (p.45)
timer
8:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Exercice en interaction : overleggen in het Frans
Introduction
- Exercice en interaction = dialogues
-Autrement dit: gesprekjes. 

Les situations:
- Au quotidien ; à l'école
- Dans les lieux publics
- Dans les magasins


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Exercice 29: Déjeuner (p.128 DELF A2)
La situation est la suivante:

''Vous êtes en vacances chez votre correspondant, en France. Vous vous mettez d'accord sur le lieu où vous allez manger à midi''

- Waar ben je? 
- Met wie ben je?
- Wat zijn jullie aan het doen?


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Exercice 29: Déjeuner (p.128 DELF A2)
La situation est la suivante:

- Je bent In Frankrijk
- Met je penvriend- of vriendin
- Jullie overleggen over een restaurant voor het middageten

''Ik heb honger. Zullen we wat gaan eten?                  --> voorstellen doen
 - Goed idee. Waar gaan we eten?''                                 --> vragen stellen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Exercice 29: Déjeuner
Il ya 3 manières pour poser des questions. Lesquelles?

''Goed idee. Waar gaan we eten?''
1) Bonne idée. --> On va manger où? = ''We gaan eten waar?'' 
2) Bonne idée. --> 
3) Bonne idée. --> 

Slide 14 - Slide

Leerlingen een minuutje laten 
Exercice 29: Déjeuner
Les propositions (voorstellen)

''Ik heb honger. Zullen we wat gaan eten? --> voorstellen doen
- Gebiedende wijs (nous-vorm) : Allons dîner / allons prendre un repas !
-Vraagzin : Nous allons manger (quelque chose) / Nous prenions un repas ?
-Et si + imparfait: Et si nous dînions ? / Et si nous prenions un repas ?
-Ça te dirait de:  Ça te dirait d’aller dîner? / Ça te dirait de prendre un repas ?


Slide 15 - Slide

Leerlingen een minuutje laten 
Dialoogje: stappen
1- heb honger                       - Ik ook

2- zullen .. eten                    -Goed idee
                                                   Waar?
3- Weet niet/                         - zin om...
geen mening           
           
4- Oneens.                            - kies maar      
5- Ander voorstel              - Akkoord!

Dialoogje: wat + waar*?
1-J'ai faim                            - Moi aussi..

2- Allons                               - Manger où?
prendre... 

3-Aucune idée               -Moi personne-
                                               llement, je...
4-Absolument                - à toi... voir
pas
5- Ça te dirait de...           - Bien sûr!

Slide 16 - Slide

Schrijf voor ''waar'' op:

au restaurant
dans un restaurant

au café
dans un café

au bistro
dans un bistro
Dialoogje:  5 stappen
1- heb honger                       - Ik ook

2- zullen .. eten                    -Goed idee
                                                   Waar?
3- Weet niet/                         - zin om...
geen mening           
           
4- Oneens.                            - kies maar      
5- Ander voorstel              - Akkoord!

Dialoogje: zelf maken (15 minuten)
-Wat: voorbereiden van het dialoogje
links
-Hoe: per stap ''expressions'' zoeken. Die staan op een blad.
-Lees alle kolommen door. 
-Bepaal voor stap 1 t/m 5 de kolom waar je een expression kunt vinden
- schrijf de expressions op volgens de lay-out links <--  <-- <---
-in steekwoorden of halve zinnen

Slide 17 - Slide

Klaar? Planner erbij pakken en gaan lezen in DELF A2 of B1