This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Doelen:
Kun je het verschil tussen subjectief en objectief beschrijven?
2. Kun je observeren volgens het stappenplan?
3. Kun je een vraagstelling maken?
4. Ken je het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief observeren?
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?
Slide 30 - Open question
Doelen:
Kun je het verschil tussen subjectief en objectief beschrijven?
2. Kun je observeren volgens het stappenplan?
3. Kun je een vraagstelling maken?
4. Ken je het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief observeren?
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Stappenplan
Stap 1: Aanleiding; waarom ga je observeren?
Stap 2: Achtergrondgegevens (en andere bronnen)
Stap 3: vraagstelling
Stap 4:kies observatie methode(s) en hulpmiddelen en onderbouw
Stap 5: Voer de observatie uit
Stap 6:Orden de gegevens
Stap 7: Geef antwoord op de vraagstelling
Stap 8: Rapporteer
Slide 34 - Slide
Stap 1: Leg uit waarom je gaat observeren (aanleiding)
-Waarom specifiek dit kind?
-Is je iets opgevallen?
-Wat wil je meer te weten komen?
Slide 35 - Slide
Stap 2: Achtergrond gegevens en andere bronnen
Kies een kind en verzamel van dit kind alle beschikbare gegevens;
De student maakt een samenvatting van de kind gegevens (kinddossier) -> Let op AVG!
Maak gebruik van het kind dossier, gesprekken met collega’s en ouders/verzorgers, verslaglegging van gesprekken en eventuele andere bronnen.
Je maakt een verslag van de gesprekken met de collega (’s) over dit kind.
De student maakt een verslag van gesprek met ouders over dit kind (welke vragen heb je precies aan de ouders gesteld? Leg deze vragen vast, leg de antwoorden goed vast)
Koppeling ontwikkelingspsychologie- kind. Bepaal de kalenderleeftijd en werk de ontwikkelingsaspecten volgens deze leeftijd uit. Geef aan wat jij ziet bij het kind. (wat zegt de theorie en klopt dat met wat ik hoor te zien).
Slide 36 - Slide
Stap 3: Vraagstelling
In de vraagstelling staat:
1. Wie je gaat observeren -> ( M.)
2. welk aspect van het gedrag je gaat observeren -> (aandacht)
3. In welke situatie je gaat observeren -> (tijdens de uitleg van een activiteit)
Waar is de aandacht van M. op gericht tijdens de uitleg van een activiteit?
Slide 37 - Slide
Stap 4: Observatiemethode(s)
Kwantitatief en/of kwalitatief? Onderbouw je gekozen observatiemethodes
Leg uit op welke momenten je gaat observeren. Waarom tijdens deze momenten? Onderbouw.