This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Toets thema 2 Voeding en vertering
Lees de vragen goed.
Geef uitleg als er om uitleg gevraagd wordt.
Er zijn 27 vragen en 49 punten te behalen.
Heel veel succes.
Slide 1 - Slide
Dit voedingsmiddel is een:
A
Dierlijk voedingsmiddel
B
Plantaardig voedingsmiddel
Slide 2 - Quiz
Dit voedingsmiddel is een:
A
Dierlijk voedingsmiddel
B
Plantaardig voedingsmiddel
Slide 3 - Quiz
Dit voedingsmiddel is een:
A
Dierlijk voedingsmiddel
B
Plantaardig voedingsmiddel
Slide 4 - Quiz
Wat zijn voedingsmiddelen?
A
Gezonde dingen om te eten
B
Middelen om voeding te maken
C
Alles wat we eten
D
Alles wat we eten en drinken
Slide 5 - Quiz
Waarvoor heeft je lichaam voedingsstoffen nodig? Noem 2 voorbeelden
Slide 6 - Open question
Zijn het voedingsstoffen of voedingsmiddelen?
Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen
Sla
Vitamine E
beenham
Vis
Pepers
Vetten
Calcium
Yoghurt
Eiwitten
Kroket
Slide 7 - Drag question
Sint is oud en heeft extra vitamines nodig. Hij neemt een gummybear die vol vitamine E zit. De gummybear is een:
A
Voedingsmiddelen
B
Voedingsstoffen
Slide 8 - Quiz
Boter is een:
A
Voedingsmiddelen
B
Voedingsstoffen
Slide 9 - Quiz
Welke twee soorten voedingsmiddelen bestaan er?
Slide 10 - Open question
Groepen voedingsstoffen
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Beschermende stof
Reserve stof
Koolhydraten, vetten
Koolhydraten, eiwitten, vetten
mineralen, water en vitaminen
Vitaminen en
mineralen
Koolhydraten, vetten, eiwitten
Slide 11 - Drag question
Beschermende stoffen zijn?
A
mineralen en vitaminen
B
Mineralen
C
mineralen en eiwitten
D
vitaminen en eiwitten
Slide 12 - Quiz
magnesium is een voorbeeld van een:
A
Koolhydraat
B
Mineraal
C
Vitamine
D
Vet
Slide 13 - Quiz
Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen
Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Mineralen
Vitaminen
Vetten
Water
Mineralen
Slide 14 - Drag question
Wat is de functie van de bouwstoffen stoffen?
Slide 15 - Open question
Koolhydraten zijn voornamelijk:
A
Brandstoffen
B
Beschermende stoffen
C
Bouwstoffen
Slide 16 - Quiz
Wat is een indicator
Slide 17 - Open question
Scheikunde piet eet een boterham. Nadat hij verder gaat met de proef laat hij per ongeluk een flesje jodium over zijn boterham vallen, ook komt het over zijn snackworteltjes. Wordt de kleur van de boterham en de worteltjes anders?
Hoe heet het kringspiertje dat de uitgang van je maag afsluit?
Slide 20 - Open question
In de afbeelding zie je een schematische tekening van het verteringsstelsel. De delen van het verteringsstelsel zijn aangeven met nummers. Hieronder zie je beschrijvingen van de delen van het verteringsstelsel. Sleep de nummers naar de juiste beschrijving.
produceert gal
produceert speeksel
slaat gal tijdelijk op
sluit de maag af
vermengt gal en alvleessap met de voedselbrij
verplaatst voedsel van de keelholte naar de maag
1
2
3
4
5
6
Slide 21 - Drag question
Wat is het verteringsstelsel?
A
Organen die samenwerken om eten af te breken
B
Organen die samenwerken om te kunnen bewegen
C
Organen die samenwerken tegen ziekteverwekkers
D
Organen die helpen met ademen
Slide 22 - Quiz
Het gebit: de eerste stap in het verteren van voedsel
Snijtanden
Hoektanden
Kiezen
tanden waarmee stukken van voedsel wordt afgebeten
tanden waarmee stukken van voedsel wordt afgebeten
tanden met een knobbelige bovenkant waarmee voedsel wordt fijngemalen
Slide 23 - Drag question
Hoe kleiner het vak van de schijf van 5, hoe minder je er van moet eten
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Wat doet een enzym?
A
maakt vitamines aan
B
Maakt voedsel kleiner
C
Versnelt de vertering
D
zorgt dat je groeit
Slide 25 - Quiz
wat is GEEN functie van darmperistaltiek
A
voedsel kneden
B
voedsel mengen
C
voedsel voortduwen
D
voedsel afbreken
Slide 26 - Quiz
In welk vak van de schijf van 5 vind je veel koolhydraten?
A
groente en fruit
B
brood, pasta, rijst en aardappelen
C
vlees, vis en zuivel
D
olie en vetten
Slide 27 - Quiz
Waarom zijn niet alle delen van de schijf van 5 even groot?
Slide 28 - Open question
Sleep de voedingsmiddelen naar het juiste vak in de schijf van 5.
Groen
Oranje
Roze
Blauw
Geel
Salami
Bananen
Eieren
Appels
Margarine
Thee
Granenkoekjes
Toastjes
Aardappelen
Pasta
Kwark
Rodekool
Slide 29 - Drag question
Hoe kun je voedselvergiftiging verkomen? Noem 1 voorbeeld
Slide 30 - Open question
Speeksel is een verteringssap
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Wat is emulgeren?
Slide 32 - Open question
endeldarm
maag
alvleeslklier
twaalfvingerige darm
dunne darm
galblaas
dikke darm
Slide 33 - Drag question
EINDE
Vergeet niet de toets in te leveren, ga hierna verder met de opdracht op papier.