Herhaling klas 2 hoofdstuk 1

Herhaling klas 2 hoofdstuk 1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
neMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling klas 2 hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Wat kom je over een hoofdpersoon te weten?

Slide 2 - Mind map

Over een hoofdpersoon kom je te weten:
  • wat hij denkt
  • wat hij voelt
  • wat zijn karaktereigenschappen zijn
  • hoe hij eruit ziet
  • waar hij woont
  • hoe hij woont
  • met wie hij woont

Slide 3 - Slide

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
echter
A
uitleggend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 4 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
hieruit volgt
A
uitleggend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 5 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
daarom
A
uitleggend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 6 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
bovendien
A
uitleggend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
daarna
A
tijdsvolgorde
B
opsommend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 8 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
maar
A
tijdsvolgorde
B
opsommend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 9 - Quiz

Een schrijver schrijft een tekst met een bepaald doel. Noem ze alle vier.

Slide 10 - Open question

Wat is de betekenis van verschalken?
A
veroorzaken
B
de oorzaak zijn van zijn dood of vernietiging
C
vangen, beetnemen
D
betalen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent 'het wel een wee'?

Slide 12 - Open question

Waar zie je hier een grondwoord?
A
ongeluk
B
aardig
C
humor
D
schoonheid

Slide 13 - Quiz

Welke van de volgende woorden hebben een voorvoegsel?
A
illegaal
B
onaardig
C
vriendin
D
aardig

Slide 14 - Quiz

Welke van de volgende woorden hebben een achtervoegsel?
A
geluid
B
asociaal
C
huisje
D
schoonheid

Slide 15 - Quiz

Hij zwaait opa en oma uit.

opa en oma =
A
O
B
MV
C
LV
D
BWB

Slide 16 - Quiz

Hij bracht de koala naar het bos terug.

WG=
A
bracht
B
de koala
C
bracht terug
D
het bos

Slide 17 - Quiz

In Australië heeft een forse slang een krokodil weten te verslaan.
LV=
A
een forse slang
B
een krokodil
C
in Australië
D
heeft weten te verslaan

Slide 18 - Quiz

De uitgeputte krokodil moest zich ten slotte overgeven.
WG=

Slide 19 - Open question

Moeder ... een horloge op straat
(vinden t.t.)
A
vindt
B
vond
C
vind
D
vondt

Slide 20 - Quiz

... jij voor het eten?
(bidden t.t.)
A
bidt
B
Bidt
C
Bid
D
bid

Slide 21 - Quiz

Het vliegtuig ... op Schiphol.
(landen t.t.)
A
Landt
B
landt
C
land
D
landde

Slide 22 - Quiz

Wanneer gebruik je de komma?

Slide 23 - Open question

Wanneer gebruik aanhalingstekens?

Slide 24 - Open question

Wat is een synoniem van
studeren?
A
blokken
B
een opleiding doen
C
leren
D
een studie doen

Slide 25 - Quiz

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.
wat is er met bram aan de hand

Slide 26 - Open question

wie is eigenlijk jouw vader vroeg ik aan renske

Slide 27 - Open question

ach houd toch je kop

Slide 28 - Open question

Jullie hebben je vast wel eens enorm vergist.
WG=
A
hebben
B
hebben vergist
C
hebben je vergist
D
vergist

Slide 29 - Quiz

Hij zou zich onvoorstelbaar moeten schamen.
WG=
A
zou moeten schamen
B
moeten schamen
C
zou zich moeten schamen
D
zou zich schamen

Slide 30 - Quiz

Welke informatie vind je in een woordenboek?

Slide 31 - Mind map

In een woordenboek vind je:
  • de betekenis van woorden, afkortingen, spreekwoorden en uitdrukkingen
  • de spelling, de uitspraak, de klemtoon en de lettergrepen van de woorden
  • voorbeeldzinnen
  • grammaticale informatie: het meervoud van ZN, woordgeslacht van ZN, VT en VD van werkwoorden

Slide 32 - Slide

Vragen voor de repetitie?

Slide 33 - Slide