This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat doen we vandaag?
Vragen grammatica?
Imperativus en infinitivus Aoristus
Bespreken Erga 24
Bespreken opdr. 29, 32, 34, 35.
Slide 1 - Slide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 4 - Slide
Hulpboek blz. 126
Ergon 24.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Ergon 24
1
Slide 13 - Slide
Ergon 24
1
Slide 14 - Slide
Ergon
1
Slide 15 - Slide
Hektor en Achilles
Taalboek blz. 60 - 61.
Hulpboek blz. 53 -54.
Opdrachten 29, 32, 34, 35.
Slide 16 - Slide
Opdracht 29c
ὁ πόλεμος oorlog
ἡ νίκη overwinning
βάλλω gooien (hier van wapens)
ἀπο-κτείνω doden
τὸ σῶμα, σώματος lichaam
ἀπο-θνῄσκω sterven, omkomen
πάσχω lijden
πίπτω vallen
Slide 17 - Slide
Opdracht 32 abc
a a Beide partijen houden zich aan de code met betrekking tot bewapening: voor beiden is de lans/speer het aanvalswapen.
b Hektor doet een beroep op de bepaling dat het lijk van de verliezer wordt teruggegeven aan zijn medestrijders, zodat de verliezer een eervolle begrafenis krijgt.
c Achilles zegt dat hij hierover geen afspraken wil maken.
Slide 18 - Slide
Opdracht 32def
d Achilles mishandelt het lijk van zijn tegenstander; hij gaat dus zelfs verder dan de weigering om het lijk terug te geven voor een eervolle begrafenis.
e r.13-14: Tussen leeuwen en mannen worden geen afspraken gemaakt.
f Eigen verwerking.
Slide 19 - Slide
Opdracht 34 en 35
Opdracht 34
a + b Eigen verwerking.
Opdracht 35
a + b Eigen verwerking.
Slide 20 - Slide
Opdracht
a
Slide 21 - Slide
Opdracht
a
Slide 22 - Slide
Hulpboek blz. 117
Erga 8, 9, 10.
Slide 23 - Slide
Ergon
1
Slide 24 - Slide
Ergon 1
1
Slide 25 - Slide
Aan het werk.
Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 14.
Leer Hulpboek blz. 140 t/m 150.
Lees Hulpboek blz. 128.
Maak Hulpboek blz. 127, Ergon 24.
Lees Tekstboek blz. 62 en 63.
Maak Hulpboek blz. 55-56, opdr. 37 t/m 42.
Dit is ook huiswerk.
Slide 26 - Slide
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 27 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 28 - Open question
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?