This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
B6: bestuiving, bevruchting en verspreiding
Slide 1 - Slide
Hoe heet het proces waarbij glucose wordt omgezet naar andere organische stoffen?
Slide 2 - Open question
Welke 2 stoffen ontstaan er bij fotosynthese?
Slide 3 - Open question
Welke stoffen vervoeren houtvaten? In welke richting verloopt dit vervoer? (naar boven/naar beneden)
Slide 4 - Open question
Leerdoelen:
Ik kan uitleggen aan welke voorwaarde een bevruchting moet voldoen.
Ik kan uitleggen hoe de bestuiving verloopt.
Ik kan uitleggen hoe de ontwikkeling en later de verspreiding van zaden verloopt.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Verspreiding van zaden
Zaden kunnen zich verspreiden door:
- Door de plant zelf
- Door de wind
- Door dieren
- Door water
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Esdoorn en Linde
Paardenbloem
Esdoorn: Verspreiding door de wind
Vaak hebben vruchten of zaden hulpmiddelen om lang in de lucht te kunnen zweven. De Esdoorn en de Linde hebben vleugels.
Paardenbloem: Verspreiding van de vruchtjes met de pluisjes als hulpmiddel
Verspreiding van zaden door de wind.
Slide 10 - Slide
Sommige dieren leggen een wintervoorraad aan. Bijv. van eikels en beukenootjes. De voorraad wordt niet allemaal teruggevonden of gebruikt. Uit de zaden die niet gebruikt worden kunnen nieuwe planten ontstaan.
Verspreiding door dieren
Slide 11 - Slide
Verspreiding door dieren
Sommige planten hebben vruchten met haakjes. Ze blijven haken aan de vacht van een dier of aan de schoenen of kleding van een mens. Ze vallen er af en blijven dan liggen.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Verspreiding door water
Slide 14 - Slide
Hoe noemen we het als stuifmeelkorrels op de stempel terecht komen?
A
bestuiving
B
bevruchting
Slide 15 - Quiz
Bij bestuiving komt stuifmeel op .... van een bloem
A
Het vruchtbeginsel
B
De kroonbladeren
C
De stijl
D
De stempel
Slide 16 - Quiz
Als er stuifmeel van een kersenboom op de stempel van een pruimenboom komt, heet dat bestuiving.
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quiz
Een bij brengt stuifmeel over zoals met de pijlen is aangegeven. Welke pijl of pijlen geven bestuiving aan?
A
Alleen 1
B
Zowel 1 en 2
C
Alleen 2
D
Zowel 1 en 3
Slide 18 - Quiz
Hebben windbloemen veel of weinig stuifmeel?
A
weinig
B
veel
Slide 19 - Quiz
1. Insectenbloemen hebben grote stempels om het stuifmeel op te vangen. 2. Windbloemen hebben kroonbladeren die onopvallend groen zijn.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar
2 nietwaar
D
1 nietwaar
2 waar
Slide 20 - Quiz
waaraan herken je windbloemen
A
ze hebben groene bloemen met een lekkere geur
B
ze hebben meeldraden en stampers die ver uit de bloem steken
C
ze hebben mooie gekleurde bloemen met een lekkere geur
D
weet ik niet
Slide 21 - Quiz
De vruchten hebben haakjes. Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet
Slide 22 - Quiz
De vruchten zijn kleverig Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet
Slide 23 - Quiz
De vruchten hebben pluis Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet
Slide 24 - Quiz
De vruchten hebben een vleugel Verspreiding door:
A
de plant zelf
B
dieren
C
de wind
D
zulke vruchten bestaan niet
Slide 25 - Quiz
De verspreiding van zaden is belangrijk omdat
A
er dan meer kans is dat zaden kiemen
B
er dan meer dieren de zaden kunnen vinden
Slide 26 - Quiz
Wat is de functie van opvallend gekleurde bloemen.