This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat is geen chartaal geld?
A
Schelpjes
B
Muntjes
C
Pinpas
D
Briefgeld
Slide 1 - Quiz
Op mijn rekening staat € 50,-. In mijn portemonnee zit €10,-. In de kantine betaal ik €3,- contant voor een broodje. Ook krijg ik €5,- zakgeld gestort. Bereken het saldo van mijn chartale en girale geld.
Slide 2 - Open question
Wat is het verschil tussen directe en indirecte ruil? Je mag ook voorbeelden geven.
Slide 3 - Open question
Noem een voordeel en een nadeel van elektronisch betalen
Slide 4 - Open question
Wat is geen spaarmotief?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor rente
C
Sparen voor geldtekort
D
Sparen uit voorzorg
Slide 5 - Quiz
Op de website van Coolblue vergelijk ik de prijzen van verschillende laptops met elkaar. Welke geldfunctie is dit?
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 6 - Quiz
Met een vriend ruil ik een DVD voor een game. Welke geldfunctie is dit?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
D
Geen van allen
Slide 7 - Quiz
In de winkel betaal ik voor een nieuwe broek. Welke geldfunctie is dit?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
D
Geen van allen
Slide 8 - Quiz
Ik stort € 200 op mijn spaarrekening. Ik krijg van de bank 3% rente. Bereken de rente in euro's.
A
€ 4,-
B
€ 6,-
C
€ 60,-
D
€ 40,-
Slide 9 - Quiz
Ik stort op mijn spaarrekening € 1.000,-. Ik ontvang 5% rente per jaar. Bereken de rente die ik krijg na 6 maanden. Geef ook je berekening.