This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Grammatica H5 en H6
Nieuw Nederlands 5de editie
3vwo
Slide 1 - Slide
Leerdoelen Grammatica H5 en H6
Lijdende en bedrijvende vorm
Ambiguïteit
Differentiëer
Differentiëer
Instellingen
Het schrijven van getallen
In teksten schrijf je getallen soms in cijfers en soms in letters. De regels die je daarbij moet hanteren zijn helder, maar het zijn er veel. Leer ze niet allemaal uit je hoofd, maar probeer een logica te vinden. Twijfel je bij het schrijven van een officieel document: zoek de regel dan op!
Slide
Aa
Slide 2 - Slide
Bestudeer nu de theorie bij Grammatica zinsdelen H5
Slide 3 - Slide
1. Lijdende en bedrijvende vorm (1)
Een gebeurtenis kan worden beschreven vanuit het perspectiefvan degene die iets doet of vanuit het perspectief van degene bij wie iets wordt gedaan. Een zin waarin het onderwerp (degene die het doet) centraal staat, staat in de bedrijvende vorm. Een zin waarin degene bij wie iets wordt gedaan centraal staat, staat in de lijdende vorm.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Welke zin geeft een correcte weergave van wat er in de vorige scène is gebeurd?
A
Edward kust Bella.
B
Bella wordt door Edward gekust.
Slide 6 - Quiz
Welk woord attendeert je op de lijdende vorm?
A
met
B
door
C
bij
D
aan
Slide 7 - Quiz
Bella wordt door Edward gekust.
A
Deze zin staat in de bedrijvende vorm.
B
Deze zin staat in de lijdende vorm.
Slide 8 - Quiz
Edward heeft Bella gekust.
A
Deze zin staat in de bedrijvende vorm.
B
Deze zin staat in de lijdende vorm.
Slide 9 - Quiz
Edward zou Bella hebben gekust.
A
Deze zin staat in de bedrijvende vorm.
B
Deze zin staat in de lijdende vorm.
Slide 10 - Quiz
1. Bedrijvende en lijdende vorm (2)
Om een bedrijvende zin lijdend te maken, moet eerst het lijdend voorwerp vooraan in de zin worden geplaatst. Je moet ook aangeven dat de handeling nu door het onderwerp wordt verricht. Ook moet je goed op de werkwoordtijden letten! Een bedrijvende zin in de tegenwoordige tijd moet ook in de lijdende vorm in de tegenwoordige tijd staan.
Slide 11 - Slide
Maak deze zin lijdend: Jasper slaat Mimoun.
Slide 12 - Open question
Maak deze zin lijdend: Jasper zou Mimoun hebben geslagen.
Slide 13 - Open question
Aan het werk
Maak opdracht 'Extra' van Grammatica zinsdelen H5.
<75%? Maak opdracht 'Test' van Grammatica zinsdelen H5.
Slide 14 - Slide
Bestudeer nu de theorie bij Grammatica zinsdelen H6
Slide 15 - Slide
2. Ambiguïteit
Ambiguïteit of dubbelzinnigheid betekent dat je woorden, woordgroepen of zinsdelen op meerdere manieren kan vertalen. Soms is dat erg grappig, maar in een officieel document moet je ambiguïteit juist zien te voorkomen.
Slide 16 - Slide
Hij sloeg de man met de hamer in elkaar.
A
Hij sloeg met een hamer.
B
Hij sloeg een man met een hamer.
Slide 17 - Quiz
Emma is die nacht goed bevallen.
A
Emma heeft die nacht een kind gekregen.
B
Iemand vond Emma die nacht erg plezierig.
Slide 18 - Quiz
Aan het werk
Maak opdracht 'Extra' van Grammatica zinsdelen H6.
<75%: Maak opdracht 'Test' van Grammatica zinsdelen H6.