werkwoordsspelling

Het gebeurt/gebeurd vandaag.
A
gebeurt
B
gebeurd
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het gebeurt/gebeurd vandaag.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 1 - Quiz

Slide 2 - Slide

Hij meld/meldt zich vandaag ziek
A
meld
B
meldt

Slide 3 - Quiz

Hij verhuist/verhuizt naar Utrcht
A
verhuist
B
verhuizt

Slide 4 - Quiz

Hij vervt/verft zijn huis wit.
A
vervt
B
verft

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Hij melde/meldde zich gisteren ziek.
A
melde
B
meldde

Slide 7 - Quiz

Wij praten/praatten/praatden/praaten gisteren met de buren.
A
praten
B
praatden
C
praatten
D
praaten

Slide 8 - Quiz


'gaan' is een sterk werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

'Werken' is een sterk werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Ik heb hem gevraagt/gevraagd om terug te bellen.
A
gevraagt
B
gevraagd

Slide 12 - Quiz

De boer heeft veel gezaait/gezaaid
A
gezaait
B
gezaaid

Slide 13 - Quiz

Mijn collega is naar Groningen verhuist/verhuisd.
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 14 - Quiz

In de verzonde/verzonden mail staat het nieuwe lesrooster.
A
verzonde
B
verzonden

Slide 15 - Quiz

De mail is verzonden. 
De verzonden mail. 

Het huis is geverfd
Het geverfd+e huis. 

Slide 16 - Slide

De streekbus rijdt op de verbrede/verbreedde/verbreede
vluchtstrook
A
verbrede
B
verbreedde
C
verbrede

Slide 17 - Quiz

In het gezonke/gezonken schip liggen waardevolle spullen.
A
gezonke
B
gezonken

Slide 18 - Quiz

De vluchtstrook is verbreed
De verbreed+e vluchtstrook
ver-bree-de
ver-bre-de

Slide 19 - Slide

De gemaakte/gemaakten toetsen liggen op de tafel.
A
gemaakte
B
gemaakten

Slide 20 - Quiz

In een verlichtte/verlichte straat gebeuren minder ongelukken.
A
verlichtte
B
verlichte

Slide 21 - Quiz

De straat is verlicht
De verlicht+e straat

Slide 22 - Slide

Hij is de laatste tijd behoorlijk verandert/veranderd.
A
verandert
B
veranderd

Slide 23 - Quiz