a De reizigers waren afgepeigerd na de barre tocht over de bergen.
In deze zin is ‘waren’ een koppelwerkwoord, omdat ‘afgepeigerd’ een bijvoeglijk naamwoord is. Samen vormen ze het naamwoordelijk gezegde.
Ook kun je waren vervangen met een ander koppelwerkwoord.
b Gelukkig heette de waard hen warm welkom in de herberg.
Hier is ‘heette’ geen koppelwerkwoord, omdat het onderdeel van een werkwoordelijke uitdrukking is. Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde: ‘heette welkom’.
Ook kun je heette niet vervangen met een ander koppelwerkwoord.