De leerling oefent het delend lidwoord en het werkwoord venir in het Frans

Het delend lidwoord en het werkwoord venir in het Frans
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Het delend lidwoord en het werkwoord venir in het Frans

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je het delend lidwoord en het werkwoord venir in het Frans gebruiken.

Slide 2 - Slide

Introductieslide waarin de leerdoelen worden genoemd.
Wat weet je al over het delend lidwoord in het Frans?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet je al over het werkwoord venir in het Frans?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Het delend lidwoord
Het delend lidwoord in het Frans is 'du' voor mannelijke woorden en 'de la' voor vrouwelijke woorden.

Slide 6 - Slide

Leg uit wat het delend lidwoord is en hoe het wordt gebruikt in het Frans.
Oefening 1
Welk delend lidwoord gebruik je voor het woord 'livre' (boek)?

Slide 7 - Slide

Stel een vraag aan de leerlingen om te controleren of ze begrijpen hoe het delend lidwoord werkt.
Antwoord oefening 1
Het delend lidwoord voor 'livre' is 'du'.

Slide 8 - Slide

Laat het antwoord op de vorige dia zien. Bespreek waarom het juist is.
Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een delend lidwoord gebruik je
A
zowel in het Nederlands als in het Frans
B
alleen in het Nederlands
C
alleen in het Frans.
D
bij uitzonderingen in het Frans

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is NIET van toepassing op het "delend lidwoord"
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Het werkwoord venir
Het werkwoord venir betekent 'komen' in het Frans.

Slide 14 - Slide

Leg uit wat het werkwoord venir is en hoe het wordt gebruikt in het Frans.
Oefening 2
Vertaal 'komen' naar het Frans.

Slide 15 - Slide

Stel een vraag aan de leerlingen om te controleren of ze de betekenis van het werkwoord venir begrijpen.
Antwoord oefening 2
Het werkwoord 'komen' vertaal je naar het Frans als 'venir'.

Slide 16 - Slide

Laat het antwoord op de vorige dia zien. Bespreek waarom het juist is.
Oefening 3
Vul de juiste vorm van het werkwoord venir in: 'Je _____ de Paris.'

Slide 17 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van het werkwoord venir in zinnen.
Antwoord oefening 3
Je viens de Paris.

Slide 18 - Slide

Laat het antwoord op de vorige dia zien. Bespreek waarom het juist is.
Oefening 4
Vertaal: 'Ik kom uit Nederland.'

Slide 19 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met het gebruiken van het werkwoord venir in zinnen.
Antwoord oefening 4
Je viens des Pays-Bas.

Slide 20 - Slide

Laat het antwoord op de vorige dia zien. Bespreek waarom het juist is.
Oefening 5
Vertaal: 'Wij komen uit België.'

Slide 21 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met het gebruiken van het werkwoord venir in zinnen.
Antwoord oefening 5
Nous venons de Belgique.

Slide 22 - Slide

Laat het antwoord op de vorige dia zien. Bespreek waarom het juist is.
Oefening 6
Vul de juiste vorm van het werkwoord venir in: 'Elle _____ d'Allemagne.'

Slide 23 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van het werkwoord venir in zinnen.
Antwoord oefening 6
Elle vient d'Allemagne.

Slide 24 - Slide

Laat het antwoord op de vorige dia zien. Bespreek waarom het juist is.
zij is gekomen (venir)
A
elle est venue
B
elle venait
C
elle est venu
D
elle a venu

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Elles ........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

venir : vous ....
A
venez
B
venisez
C
venirez

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

je........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

venir

Ik ben gekomen
A
je suis venue
B
je suis venu
C
j'ai venu
D
je viens

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

venir (imparfait)

Je ...
A
venait
B
venais
C
venaise
D
venaite

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Samenvatting
Het delend lidwoord in het Frans is 'du' voor mannelijke woorden en 'de la' voor vrouwelijke woorden. Het werkwoord venir betekent 'komen' in het Frans.

Slide 31 - Slide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Quiz
Beantwoord de volgende vragen: Wat betekent het werkwoord venir? Welk delend lidwoord gebruik je voor het woord 'chaise' (stoel)?

Slide 32 - Slide

Test de kennis van de leerlingen met een korte quiz.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 33 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 34 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 35 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.