34. Thema 4, week 2 Les 8 WW op -ten en -den in TT

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

WERKWOORD SPELLING

herhaling en

oefenen

Een andere naam voor
HET HELE WERKWOORD
is

1. initiatief
2. infinitief

Lesdoel

Ik kan zwakke werkwoorden die eindigen op -ten en -den in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd correct schrijven.

Hoe noem je deze werkwoorden ook wel.

1. sterke werkwoorden
2. zwakke werkwoorden

Tegenwoordige tijd

STARTEN

ik .........jij	ik vorm	ik start
jij/hij/zij/het meisje	ik vorm+ t	hij start
jullie/ wij	hele ww	wij starten

Tegenwoordige tijd

SCHUDDEN

ik .........jij	ik vorm	ik schud
jij/hij/zij/het meisje	ik vorm+ t	hij schud t
jullie/ wij	hele ww	wij schudden

TT

Ik word

Hij wordt

Wij worden

TT

Vervoeg het werkwoord melden

TT

Vervoeg het werkwoord moeten

TT

Vervoeg het werkwoord troosten

werkwoord: landen

TT

Het vliegtuig .........

werkwoord: richten

TT

Hij .........

stappenplan zwakke werkwoorden

1. schrijf eerst de IK-VORM TEGENWOORDIG TIJD op.

2. Kijk naar de stam van het werkwoord (haal en eraf) Grazen

3. Zit deze  letter Graz in 't x kofschip

VT

ik graas

Nee, dan wordt het de of den

Ja, dan wordt het te of ten

VT

V

Voorbeeld

Ik voedde

Wij voedden

Ik heb gevoed

Vervoeg het werkwoord testen

VT

V

Voorbeeld

Ik voedde

Wij voedden

Ik heb gevoed

Vervoeg het werkwoord branden

VT

Vervoeg het werkwoord sporten

werkwoord: schudden

VT

Hij ......... gisteren de hand van de koning

werkwoord: schudden

Zo meteen ...... hij de hand van de koning.

werkwoord: vluchten

Pas geleden ...... het konijn onder de grond.

werkwoord: melden

Waar ....... hij zich nu?

werkwoord: hoesten

werkwoord: troosten

werkwoord: bereiden

Werkwoorden vervoegen

tegenwoordige tijd

&

verleden tijd 

&

voltooid deelwoord

&

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Werkwoord: voeden

Werkwoord: praten

Werkwoord: schudden

Vul de goede persoonsvorm in.

VT

luiden    wij ............

Vul de goede persoonsvorm in.

TT

redden    de man ............

Vul de goede persoonsvorm in.

TT

troosten    hij ............

Vul de goede persoonsvorm in.

VD

landen     Het vliegtuig is .......

Vul de goede persoonsvorm in.

landen     Het  ............vliegtuig  .......

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

VERBREDEN

De ..... weg.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

VERBRANDEN

De ............ hand.

Werkwoord: uitzetten

aan het werk

GROEP 8
 Thema 4, week 2, Les 8
Opgave 2, Opgave 3

Klaar: 10 X PLUSSEN