What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica Zinsontleding t/m LV
Welkom
Pak je laptop.
Ga rustig zitten.
Ga naar www.lessonop.com
Log in met je schoolaccount
Ga naar de les: Grammatica zinsontleding.
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom
Pak je laptop.
Ga rustig zitten.
Ga naar www.lessonop.com
Log in met je schoolaccount
Ga naar de les: Grammatica zinsontleding.
Slide 1 - Slide
Deze les
Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.
Zelfstandig werken in stilte.
Groene slides zijn uitleg
Blauwe slides zijn oefeningen
Roze stip is extra uitleg en oefening
Gele stip is extra verdieping
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog van de persoonsvorm?
Slide 3 - Open question
pv in de
tegenwoordige tijd
De persoonsvorm staat in de tegenwoordige tijd als het nu gebeurt.
We
fietsen
naar de dierentuin.
Slide 4 - Slide
pv in de
verleden tijd
De persoonsvorm staat in de verleden tijd als iets al gebeurd is.
Vorige week
won
ons team de hoofdprijs.
Slide 5 - Slide
De witte strepen bij een zebra zorgen voor verkoeling.
Staat de zin in de tt of vt?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 6 - Quiz
De postbode bezorgde een pakje.
Staat de zin in de tt of vt?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 7 - Quiz
Max schroefde de dop van de fles.
Staat de zin in de tt of vt?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 8 - Quiz
Een zeester heeft geen hersenen.
Staat de zin in de tt of vt?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 9 - Quiz
De hond blaft al de hele dag.
Staat de zin in de tt of vt?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 10 - Quiz
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
De meeste kiezers stemmen tegen het voorstel.
Slide 11 - Open question
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
Marit vermaakt zich goed tijdens het uitje.
Slide 12 - Open question
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
De supporters juichen de spelers toe.
Slide 13 - Open question
Zet de zin in de tegenwoordige tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
Het geluid schalde door de ruimte.
Slide 14 - Open question
Zet de zin in de tegenwoordige tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
Hij vergiste wel vaker.
Slide 15 - Open question
Waarom zijn het onderwerp en de persoonsvorm een ANWB-stelletje?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Video
Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
Ik
B
kom
C
vanavond
D
een uurtje later.
Slide 18 - Quiz
De kleine kinderen hebben allemaal zin in een ijsje.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
allemaal
B
De kleine kinderen
C
een ijsje
D
hebben
Slide 19 - Quiz
De kip van boer Jan legt iedere dageen gouden ei.
Wat is het onderwerp in deze zin:
A
legt
B
iedere dag
C
een gouden ei
D
De kip van boer Jan
Slide 20 - Quiz
Morgen moeten we een toets maken.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
Morgen
B
moeten
C
we
D
een toets
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Video
Jan wil graag gaan voetballen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
wil
B
wil gaan
C
wil gaan voetballen
D
wil voetballen
Slide 23 - Quiz
Morgen ga ik lopend naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga lopend
C
lopend
Slide 24 - Quiz
Jij zou dat eens aan hem moeten vragen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde.
A
zou
B
zou moeten
C
zou vragen
D
zou moeten vragen
Slide 25 - Quiz
Ontleed de volgende zin:
De jongens willen morgen op de fiets naar school gaan.
Slide 26 - Open question
Ontleed de volgend zin:
Waarom ging jij gisteren te laat naar bed?
Slide 27 - Open question
Ontleed de volgende zin:
De hond stond de jongen heel hard met zijn staart te slaan.
Slide 28 - Open question
Ontleed de volgende zin:
Je moet de volgende keer beter opletten.
Slide 29 - Open question
Maak een zin bij deze afbeelding.
Slide 30 - Open question
Wie doet het en wie ondergaat het?
Slide 31 - Open question
Lijdend voorwerp
Het onderwerp in een zin doet iets en het lijdend voorwerp ondergaat iets.
In de zin: 'Het meisje knuffelt de hond. ' is het meisje het onderwerp ( zij doet het) en de hond het lijdend voorwerp ( die ondergaat het.
Slide 32 - Slide
Wie doet iets en wie ondergaat iets?
Slide 33 - Open question
Wie doet iets en wie ondergaat iets?
Slide 34 - Open question
Wie doet iets en wie ondergaat iets?
Slide 35 - Open question
Maak bij de drie afbeeldingen goede zinnen en ontleed deze in: pv, O, WG en LV.
Slide 36 - Open question
Noem één ding dat je nog wilt leren na deze les.
Noem twee dingen die je nog moeilijk vindt na deze les.
Noem drie dingen die je geleerd hebt.
Slide 37 - Open question
More lessons like this
Zelfstandige naamwoorden, TT of VT, persoonsvorm & onderwerp
October 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Taalverzorging H1 mavo 2
September 2020
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Werkwoordsvormen
November 2020
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Brugklas - Grammatica
February 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
les 15
September 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Samengestelde zinnen
December 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd
September 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1-4
Samengestelde zinnen
October 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3