woordvolgorde_2

Oefenen met woordvolgorde in samengestelde zinnen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2MBO

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Oefenen met woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Standaardzin


Ik ga naar school




  1. Ik =onderwerp (subject)
  2. ga=werkwoord
  3. naar school=rest

Slide 2 - Slide

Zin met inversie

Morgen ga ik naar school



1. Morgen
2. ga=werkwoord
3. ik=onderwerp (subject)
4. naar school=rest

Slide 3 - Slide

Hoofdzin + hoofdzin

Ik houd van sport en ik fiets naar school.

en = nevenschikkend voegwoord (=conjunctie)
Ook: maar, want, of, dus
Let op: 
de twee zinnen houden dezelfde volgorde

Slide 4 - Slide

Hoofdzin + bijzin

Ik houd van sport omdat ik van bewegen houd.

omdat = onderschikkend voegwoord
Ook: dat, als, hoewel, wanneer, voordat, nadat enz
Let op:
persoonsvorm achteraan in de zin!

Slide 5 - Slide

Bijzin voorop: hoofdzin met inversie


Morgen wil ik naar school (hoofdzin met inversie)

Als ik naar school ga (=bijzin vooraan), wil ik een nieuwe tas (hoofdzin met inversie)

Slide 6 - Slide

1.tijd - 2.manier - 3.plaats


Ik ga morgen (=tijd) op de fiets (=manier) naar school (=plaats).

Ik ben blij omdat ik morgen op de fiets naar school kan.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Woordvolgorde: alle zinnen
https://zichtbaarnederlands.nl/nl/zinsbouw/zinsbouw
 

Slide 9 - Slide

Vul het goede woord in: want, omdat, nadat, als, totdat, terwijl, maar, voordat, toen.
1. Ik blijf solliciteren....................ik een leuke baan heb.
2. Zaterdag geeft Johan een feestje, ......................hij jarig is.
3. Jan leest een boek...............................hij gaat slapen.
4. .........................mijn vrouw naar de televisie kijkt, chat ik met mijn vrienden.
5. ..............................ik heb gegeten, lees ik altijd de krant.

Slide 10 - Slide

Vul het goede woord in: want, of, maar, totdat, zodat, en, voordat.
6. Eerst wilde Maria naar Australië gaan...................uiteindelijk is het Indonesië geworden.
7. Ahmed doet staatsexamen NT2 .................hij na de zomer kan gaan studeren.
8. Willen jullie het Rijksmuseum bezoeken......................willen jullie gaan winkelen in het centrum?

Slide 11 - Slide

Verbeter de woordvolgorde in de zinnen:
1. Toen ik was nog verliefd, ik nam elke vrijdag bloemen voor haar mee.
2. Hij vertrekt naar Australië nadat hij heeft genomen van iedereen afscheid.
3. Omdat ik van je houd, ik wil trouwen met jou.
4. Hij is gelukkig hoewel hij rijk niet is.
5. We gaan naar het strand morgen als het weer lekker is.

Slide 12 - Slide

Schrijfopdracht

- Schrijf een tekst van 150 woorden (1F/B1) en 250 woorden (2F/B2)
 - Onderwerp: Een dag die jij nooit zal vergeten!
- Inleveren: voor 12 april!
- Let op: 
werkwoordsvormen
voegwoorden
woordvolgorde in de zin
- Ziet jouw verslag er mooi uit? Kijk naar de layout.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide