HC LL 1.3.2

   Welkom!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

   Welkom!

Slide 1 - Slide

Herhaling HC LL 1.3
Ronde 1 Vier afbeeldingen op een rij. Welke hoort er niet bij?





      Moedernegotie           Driehoekshandel                           
Stadsbestuur
van Amsterdam
Val van Antwerpen

Slide 2 - Slide

Herhaling HC LL 1.3
Ronde 2 Koppel onderstaande begrippen aan de juiste bron. 





      Moedernegotie           Driehoekshandel                           
Stadsbestuur
van Amsterdam
Val van Antwerpen

Slide 3 - Slide

Programma
  • Herhaling 1.3
  • Leerdoelen 1.3
  • Uitleg leerdoel 5-8 
  • Toetsinfo en HOUD-structuur
  • Weektaak
  • Afsluiting

Slide 4 - Slide

1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw


23. Het streven van vorsten naar absolute macht.
24. De bijzondere plaats in staatskundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 1.3
5) Ik kan met voorbeelden duidelijk maken waardoor de landen die de Republiek 
omringden geen economische bloeitijd kenden.
6) Ik kan met voorbeelden uitleggen waardoor de Republiek in de tweede helft 
van de zeventiende eeuw steeds meer concurrentie ondervond van Engeland 
en Frankrijk.
7) Ik kan de impact van het Rampjaar beschrijven en verklaren voor wat betreft 
de internationale politieke verhoudingen en de machtsverhoudingen tussen 
Oranjegezinden en staatsgezinden.
8) Ik kan verklaren waarom regenten steeds minder winsten herbelegden in 
de handel en steeds meer waarde hechtten aan status.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

A) Tussen 1618 en 1648 vond hier de Dertigjarige Oorlog plaats. Dat zorgde daar voor plunderingen, vernielingen en bevolkingsafname. De economie leed daaronder. Handelaren in oorlogstuig uit de Republiek hadden juist een enorme afzetmarkt.
B) Geen sterke concurrent, omdat er interne conflicten waren, bijvoorbeeld tussen de koning en het parlement. Dit leidde zelfs tot een burgeroorlog waarbij het land de monarchie afschafte. Het gebrek aan economische concurrentie vergemakkelijkte de handelspositie van de Republiek.
C)  In het land waren veel godsdienstige spanningen. De hugenoten werden zelfs het land uitgezet. Dat betekende een economische aderlating. De hugenoten die naar de Republiek kwamen, versterkten daar de economie.
Engeland
Frankrijk
Heilige Roomse Rijk

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Aan de slag
- Wat? Weektaak
- Hoe? Alleen en in stilte
- Hulp? Docent
- Klaar? Herhaal stof of werk leerdoelen uit.

Slide 14 - Slide

Leerdoelen 1.3
5) Ik kan met voorbeelden duidelijk maken waardoor de landen die de Republiek 
omringden geen economische bloeitijd kenden.
6) Ik kan met voorbeelden uitleggen waardoor de Republiek in de tweede helft 
van de zeventiende eeuw steeds meer concurrentie ondervond van Engeland 
en Frankrijk.
7) Ik kan de impact van het Rampjaar beschrijven en verklaren voor wat betreft 
de internationale politieke verhoudingen en de machtsverhoudingen tussen 
Oranjegezinden en staatsgezinden.
8) Ik kan verklaren waarom regenten steeds minder winsten herbelegden in 
de handel en steeds meer waarde hechtten aan status.

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
1) Ik weet hoe ik een geschiedenistoets moet voorbereiden en wat ik kan
     verwachten.

2) Ik kan open vragen volgens de HOUD-structuur beantwoorden.

3) Ik weet hoe ik een chronologievraag moet beantwoorden.


Slide 16 - Slide

Geschiedenistoets
Kennen en kunnen:
  • Leerdoelen H4-H6 en HC Lage Landen
  • Kenmerkende aspecten TV4-6 uit je hoofd kennen, 
       kunnen uitleggen en kunnen koppelen aan bronnen
  • Begrippen en jaartallen H4-H6 + HC Lage Landen
Materiaal
  • Feniks, schrift (aantekeningen) en presentaties

Slide 17 - Slide

Geschiedenistoets
Vragen beantwoorden 1/2
  • Lees de vraag goed door en onderstreep de instructiewoorden. (Uit onderzoek blijkt dat je beter scoort als je instructiewoorden onderstreept!) Instructiewoorden zijn: beschrijf, noem, verklaar, leg uit, geef het verband aan tussen, toon aan, enzovoort. Schrijf altijd een toelichting op je antwoord bij open vragen en leg je antwoord duidelijk uit!
  • Markeer puntwoorden. Puntwoorden zijn: personen, begrippen (trias politica), gebeurtenissen (Val van de Berlijnse Muur) en verschijnselen (industrialisatie).
  • Neem de structuur van een vraag over in het antwoord. Maak duidelijk onderscheid tussen verschillende deelvragen. Zo voorkom je onvolledige antwoorden.

Slide 18 - Slide

Geschiedenistoets
Vragen beantwoorden 2/2
  • Geef niet meer antwoorden dan er gevraagd worden. Alleen de eerste antwoorden tellen.
  • Begin je antwoord door de vraag (gedeeltelijk) te herhalen en maak gebruik van de puntwoorden in je antwoord door ze uit te leggen/ te beschrijven.
  • Wees duidelijk en concreet. Dus niet hij maar Willem van Oranje en niet dingen werden uitgevonden, maar het kompas werd uitgevonden. Vermijd 'ze'!
  • Tip! Beantwoord een bronvraag als volgt:
       In de bron lees ik dat (citeren uit bron)/ zie ik (beeldelement noemen) en dat betekent dat ...
       Verwijs dus duidelijk naar de bron en vergeet niet het verband tussen je antwoord en de      
       bron toe te lichten!

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

HOUD-structuur







- Met het verlenen van privileges bevorderde Margaretha de internationale handelspositie 
van Brugge, omdat kooplieden uit andere landen gestimuleerd werden om zich in Brugge te  vestigen. Daarom was er sprake van een economische verandering.

Slide 21 - Slide

Chronologie

  • Zoek naar begrippen, personen, gebeurtenissen, verschijnselen of 
       ontwikkelingen die je kunt koppelen aan een kenmerkend aspect.

  • Markeer één of twee per gebeurtenis.

  • Schrijf een inschatting van de eeuw of het jaar erachter. 

Slide 22 - Slide

Chronologie

Slide 23 - Slide

Leerdoelen
1) Ik weet hoe ik een geschiedenistoets moet voorbereiden en wat ik kan 
     verwachten.

2) Ik kan open vragen volgens de HOUD-structuur beantwoorden.

3) Ik weet hoe ik een chronologievraag moet beantwoorden.

Slide 24 - Slide