GKB

1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Extra oefenopdracht
Bekijk het jaarverslag van Tony’s Chocolonely op:
https://tonyschocolonely.com/nl/nl/jaarfairslagen/jaarfairslag-2021-2022. 

Ga naar het hoofdstuk ‘cijfers, cijfers, cijfers’

1. Noem vijf kostenposten die het bedrijf heeft
2. Welke kostenpost is het grootst? Waarom zou dit zo zijn?
3. Noem drie variabele kosten en drie vaste kosten die het bedrijf heeft
4. Hoeveel personeelskosten heeft het bedrijf in 2021/2022 gehad? Leg uit waarom dit zowel vaste als variabele kosten kunnen zijn.
5. Hoeveel wordt er uitgegeven aan logistieke kosten? Noem een voorbeeld van kosten die in deze categorie vallen.
6. Er gaat behoorlijk wat geld naar de chocolate foundation. Wat is dit?
7. Vind je het goed dat Tony’s Chocolonely hier aan bijdraagt?
 



















Slide 15 - Slide

Wat is het verschil tussen constante en variabele kosten?
A
constant altijd hoog en variabele altijd laag
B
constant zijn altijd hetzelfde en variabel hangt af van productie
C
Constant zijn in totaal en variabel zijn per stuk
D
Constante stijgen mee met productie en variabel niet

Slide 16 - Quiz

Een bedrijf dat basketballen produceert heeft €5.000.000 aan variabele kosten. Het bedrijf heeft 3 miljoen producten gemaakt. Bereken de variabele kosten per product.
A
€0,60
B
€0,15
C
€1,67
D
€1,40

Slide 17 - Quiz

Van welk soort variabele kosten is er sprake bij het betalen van werknemers die normaal €13,45 per uur krijgen, maar bij overuren €25
A
Degressief variabele kosten
B
Proportioneel variabele kosten
C
Progressief variabele kosten
D
Cumulatief variabele kosten

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide