Naast de rollen o en lv in de zin, speelt het mv mee.
Het mv werkt mee aan het onderwerp, wg en lijdend voorwerp.
Meestal bij werkwoorden 'geven' of 'vertellen'.
Ik gaf mijn tante een cadeautje.
pv = gaf
wg = gaf
o = ik
lv = een cadeautje
mv = mijn tante