BE1 5.4 Schrijven en formuleren

Wat leer je? 




Terugblik tegenwoordig deelwoord
Oefenvragen toets H5 Grammatica en Spelling 
Instructie schrijven
Signaalwoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat leer je? 




Terugblik tegenwoordig deelwoord
Oefenvragen toets H5 Grammatica en Spelling 
Instructie schrijven
Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Fictielezen

Slide 3 - Slide

Maak uit paragraaf 5.9 opdracht 9 op bladzijde 141
Klaar? Onderstreep de tegenwoordig deelwoorden.

Slide 4 - Slide

Antwoorden
a. vergrote, dan, originele
b. charmante, fluitend
c. Glimlachend, chagrijnige, juten
d. alarmerende, gillend
e. loeiende, dan, geschrokken
f. betrapte als teruggelegd

Slide 5 - Slide

Oefentoetsvragen
H5 Grammatica zinsdelen, woordsoorten en Spelling
zinsdelen pv-bwb benoemen

aanwijzend voornaamwoorden herkennen
vragend voornaamwoorden toepassen
woordsoorten lw-vrv benoemen

tegenwoordig deelwoord schrijven
pv in tt en vt schrijven
bijvoeglijk naamwoord spellen
vergrotende trap toepassen
als / dan herkennen
dicteewoorden

Slide 6 - Slide

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Ik wil nu naar hockey.

A
Ik
B
wil
C
nu
D
naar hockey

Slide 7 - Quiz

Hoeveel / bijwoordelijke bepalingen / zitten / in deze zin?


A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

De vergrotende trap van 'klein' is 'kleiner'.

Wat is de vergrotende trap van 'veel'?
A
veler
B
meest
C
veelst
D
meer

Slide 9 - Quiz

"Mijn zus was altijd al veel sterker..... . "
Vul aan.
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 10 - Quiz

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen zitten er in deze zin?


A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Wat zijn aanwijzend voornaamwoorden?
A
deze, die, dit, dat
B
dit, daar, doen, dat
C
deze, daar, dit, dat
D
deze, die, dit, doei

Slide 12 - Quiz

Heb jij vorige week die film over spiderman gezien?
A
Heb
B
jij
C
die
D
film over spiderman

Slide 13 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'slapen'?
A
geslapen
B
slaapt
C
sliepen
D
slapend

Slide 14 - Quiz

Hoe schrijf je een tegenwoordig deelwoord?
A
stam + t
B
stam + d
C
hele werkwoord + t
D
hele werkwoord + d

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm tt?
(Vinden) ... jij het leuk om deze quiz te doen?
A
vindt
B
vind
C
vond
D
vondt

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm tt?
'Ik ..... (worden) vandaag zestien'
A
word
B
wordt
C
werden
D
geworden

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvorm vt?

De politie (leiden) ............ de relschoppers naar het parkeerterrein om ze te arresteren.
A
leidde
B
leidden
C
leed
D
leden

Slide 18 - Quiz

Dit voltooid deelwoord is goed ..... (spellen).
A
spelt
B
spelde
C
gespeld
D
gespelt

Slide 19 - Quiz

Voor het spellen van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord maak je het zo kort mogelijk
A
waar
B
niet waar
C
misschien
D
Ik klap nu dicht.

Slide 20 - Quiz

Wat hoort bij een tekstopmaak of lay-out?

Welk schoolboek of website heeft een prettige lay-out?
bladzijde 100
Paragraaf 5.4 Schrijven en formuleren
blz. 101

Slide 21 - Slide

Met een schriftelijke instructie geef je informatie over 
hoe je iets moet doen.

• Gebruik een nummering of signaalwoordengebruiken zoals: eerst, ten eerste, ten tweede, vervolgens
• Schrijf korte, duidelijke zinnen.
• Begin elke zin met een werkwoord in de gebiedende wijs.
• Een tekening of foto werkt verhelderend.










Blz. 99

Slide 22 - Slide

Een instructie schrijven
Kies een van de locaties.

Schrijf in jouw schrift hoe je vanaf jouw plaats in de klas 
via de kortste route naar:
1. de Evergreen loopt
2. de Sav loopt
3. naar de tram loopt
3. naar het strand loopt.

Slide 23 - Slide

Wat?
Paragraaf 5.4 Schrijven en formuleren: 2b, 8 en kijk 8 na.
Hoe?
Zelf stil of samen fluisteren
Hulp?
Boek, klasgenoot, dé Straver
Resultaat?
Toets
Leerdoel?
Signaalwoorden en een instructie schrijven
Klaar?
Daltontaak, lezen 

Slide 24 - Slide




Hoe ging het in de klas?

Wat weet je nu?

Slide 25 - Slide

 Wat weet je nu?


H5 Grammatica zinsdelen, woordsoorten 
H5 Spelling
Instructie schrijven
Signaalwoorden(spel)

Slide 26 - Slide

Einde van de les

Slide 27 - Slide