Blok 2 Cellen Les 3: Processen in de cel

Cellen: membranen
§2.2 en 2.3 Celmembranen en transport
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Cellen: membranen
§2.2 en 2.3 Celmembranen en transport

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- herhalen verschillen dierlijke en plantaardige cellen
- bouw celmembraan
- transport door celmembraan
- diffusie/osmose


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Verschillen
1. bacterie, 2. dierlijk,
3 plantaadig, 4 schimmel
Let op: 
  • aanwezigheid organellen,
(prokaryoot vs eukaryoot)
  • celwand 
(wel/geen, opgebouwd uit)
  • plastiden 
(chloro-, chromo-, myloplast)

Slide 5 - Slide

Celmembraan  
(Binas 69G en 79D)
Fosfolipiden, cholesterol, eiwitten.

Slide 6 - Slide

Fosfolipiden
Fosfolipen vormen membraan. 

Kop waterminnend, 
staart waterafstotend. 


Slide 7 - Slide

Kenmerken
Passief en actief transport kan je alsvolgt uit elkaar houden:

Passief: 
Kost geen energie, van hoge naar lage concentratie

Actief:
Kost energie, van lage naar hoge concentratie (altijd via eiwit)

Slide 8 - Slide

Zoek uit
Passief: 
Kost geen energie, van hoge naar lage concentratie

  • Welke 2 vormen van passief transport zijn er? 
  • Waarom kunnen veel stoffen de celmembraan niet zomaar passeren?

Actief:
Kost energie, van lage naar hoge concentratie (altijd via transporteiwit)
  • Welke 2 vormen van transport via 'blaasjes' zijn er mogelijk?

Slide 9 - Slide

Diffusie

Slide 10 - Slide

Osmose en cellen
Cellen hebben water nodig.
Maar water kan vrij de cel in en uit.
Hoe houden cellen water binnen als het droog is
en teveel water buiten als het nat is?

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Osmose en cellen
Cellen krimpen bij toevoeging 
zout water.
Verklaar...

Slide 14 - Slide

Plantaardige cel
Stevig als ze vol zitten met water.
Slap bij weinig water.

Belangrijk voor planten:
Cellen hogere osmotische waarde (hypotoon) dan omgeving.

Slide 15 - Slide

Dierlijke cellen
Verschrompelen bij weinig water.

Gaan kapot (lysis) bij veel water.

Belangrijk voor dierlijke cellen:
gelijke osmotische waarde (isotoon) met omgeving.

Slide 16 - Slide

Toepassen...
Wat is van toepassing op deze cellen...
  1. Plasmolyse
  2. Grensplasmolyse
  3. Turgor

Gebruik: osmotische waarde, welke stof zich (eventueel) verplaatst, hyper-, iso- of hypotoon.

Slide 17 - Slide

Toepassen...
De cellen bevinden zich in turgor, geen kleine kleurloze ruimtes te zien. 

De osmotische waarde is in de cel hoger dan buiten de cel. 
Water stroomt daardoor de cel in
Cel is hyper-/omgeving hypotoon.

Slide 18 - Slide

Overzichtelijk plaatje!

Slide 19 - Slide

Maar... waar is dit plaatje misleidend.

Slide 20 - Slide

Toepassen...
Stel deze cellen waren in grensplasmolyse. Ik verlaag de OW van de vloeistof iets en de cellen nemen een klein beetje water op: net in turgor (maar niet volledig).

  • Waarom zijn deze cel dan toch niet isotoon met hun omgeving?




Slide 21 - Slide

Isotoon is niet alleen bij grensplasmolyse!
Een cel in plasmolyse kan ook isotoon zijn.

Slide 22 - Slide

isotoon

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video