What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoordspelling hij-vorm
Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
De hij-vorm
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
NT2
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
De hij-vorm
Slide 1 - Slide
Doel
Aan het einde van deze LessonUp
-weet jij alles van de hij-vorm
-schrijf jij de hij-vorm goed
Slide 2 - Slide
Wat weet jij over de hij-vorm?
Slide 3 - Open question
Wat is de hij-vorm van knippen?
Slide 4 - Open question
Wat is de hij-vorm van eten?
Slide 5 - Open question
Wat is de hij-vorm van geven?
Slide 6 - Open question
Wat is de hij-vorm van vinden?
Slide 7 - Open question
De persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd.
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat hebben we met
drie
mogelijkheden te maken.
Slide 8 - Slide
1. ik-vorm
Enkelvoud -
ik-vorm of jij achter het werkwoord
ik loop - loop jij?
ik fiets - fiets jij?
ik praat - praat jij?
ik vind - vind jij?
Slide 9 - Slide
2. ik-vorm + t
Enkelvoud andere vormen, schrijf ik-vorm t
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Slide 10 - Slide
3. Het hele werkwoord
Meervoud, schrijf het hele werkwoord
Wij lopen
Zij fietsen
Jullie praten
Fred en Laurien vinden.
Slide 11 - Slide
Welke regel pas je toe bij de zin:
'Loop jij naar school?
A
ik-vorm
B
ik-vorm + t
C
Hele werkwoord
Slide 12 - Quiz
Welke regel pas je toe bij de zin:
'Wij lopen naar de bushalte'
A
ik-vorm
B
ik-vorm +t
C
hele werkwoord
Slide 13 - Quiz
Welke regel pas je toe bij de zin:
'Johan loopt naar het station?
A
ik-vorm
B
ik-vorm + t
C
Hele werkwoord
Slide 14 - Quiz
Schrijf de juiste vorm op.
Vera (lopen) naar huis.
Slide 15 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Tom en Jerry (rennen) door de tuin.
Slide 16 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
(Lopen) jij met mij naar huis?
Slide 17 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Mijn oma (maken) een stukje vlees.
Slide 18 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Jij (praten) heel graag met je broer.
Slide 19 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Kees (branden) zijn vingers aan de pan.
Slide 20 - Open question
Wat weet je over
het werkwoord
'zijn'?
Slide 21 - Mind map
Het werkwoord '
zijn
'
Ik
ben
naar school geweest - ik
was
naar school
hij
is
naar school geweest - hij
was
naar school
wij
zijn
naar school geweest - wij
waren
naar school
Slide 22 - Slide
(zijn)
May ...... naar school gelopen
A
ben
B
is
C
zijn
D
geweest
Slide 23 - Quiz
(zijn)
De klas ...... vandaag niet gekomen.
A
ben
B
is
C
zijn
D
geweest
Slide 24 - Quiz
(zijn)
De jongens ..... naar voetbal.
A
ben
B
is
C
zijn
D
geweest
Slide 25 - Quiz
(zijn)
Ik .... een boek aan het lezen.
A
ben
B
is
C
zijn
D
geweest
Slide 26 - Quiz
More lessons like this
werkwoordspelling hij-vorm
June 2021
- Lesson with
27 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
KLIM OP: werkwoordspelling tegenwoordige tijd
July 2024
- Lesson with
24 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling de ik-vorm
May 2021
- Lesson with
29 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling de ik-vorm
October 2022
- Lesson with
27 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
BKT1_C7P8_PV TT
November 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Groep 6 Taal actief thema 6 week 2
April 2021
- Lesson with
28 slides
Taal
Primary Education
1MHV - week 40 present simple uitleg
October 2022
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1