11.1 Eigenschappen en chromosomen

11.1 Eigenschappen en chromosomen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

11.1 Eigenschappen en chromosomen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat erfelijke eigenschappen zijn en wat een fenotype is.
  • Je kunt uitleggen waardoor het fenotype bepaald wordt.
  • Je kunt uitleggen waar informatie voor je eigenschappen zit.
  • Je kunt aan een chromosomenkaart zien of die van een jongen of een meisje is.
  • Je kunt uitleggen wat een gen en wat het genotype is.

Slide 2 - Slide

Erfelijke eigenschappen: de eigenschappen die je van je ouders krijgt


Fenotype: hoe een eigenschap eruitziet = UNIEK!
  • Oogkleur: blauw, bruin, etc.
  • Haarvorm: stijl, krul, etc.
  • Het hebben van een bepaalde ziekte

Slide 3 - Slide

Fenotype = 
genotype (erfelijk materiaal) + omgeving

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Fenotype kan veranderen

Michael Jackson rechts heeft zelfde erfelijke eigenschappen als links. Alleen zijn fenotype is verandert. 
(Vintiligo)

Slide 6 - Slide

CELLEN ZIJN DE BOUWSTENEN VAN EEN ORGANISME
Cel: kleinste bouwsteen van het lichaam
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie
Orgaan: onderdeel lichaam met specifieke functie
Orgaanstelsel: samenwerkende organen aan één taak
Organisme: een levend wezen (plant, dier, schimmel, bacterie)

Slide 7 - Slide

Hoe weet een bevruchte eicel dat die een mens moet worden???
-> Hoe ziet een cel eruit?
-> Welk onderdeel van de cel bepaalt dit?

Slide 8 - Slide

Bouwbeschrijving

Dierlijke cel: celmembraan, cytoplasma, celkern.

Celkern: chromosomen, bestaan uit de stof DNA (bevat de informatie voor al je erfelijke eigenschappen)



Slide 9 - Slide

Een DNA draad heeft een dikte van 1,9 nanometer (0,0000019 mm). De mens heeft 3.200.000.000 verschillende DNA letters. Per cel bevat het DNA van de mens ongeveer 2 meter DNA en ons lichaam 74 miljoen km DNA, dat is meer dan 240x heen en terug naar de zon.

Slide 10 - Slide


  • Genotype: erfelijke informatie van een organisme

  • Gen: een stukje DNA met de informatie voor één specifieke eigenschap

Slide 11 - Slide

Hoeveel schoenen zie je?

Hoeveel paar schoenen zie je?

Slide 12 - Slide

Hoeveel chromosomen zie je?

Hoeveel paar chromosomen zie je?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Chromosomenkaart
  • 46 chromosomen
  • 23 paren, dus van ieder chromosoom krijg jij 1 van moeder en de ander van vader


Nummer 23 = geslachtschromosomen
  • Grote chromosoom X
  • Kleine chromosoom Y
  • XX = meisje
  • XY = Jongen

Slide 17 - Slide

Hoe zitten eigenschappen op chromosomen?
  • Chromosoom
  • DNA
  • Miljoenen treden met letters (code)
  • Gen: informatie voor 1 erfelijke eigenschap (bestaat uit aantal treden)

Iedere cel heeft een celkern, iedere celkern heeft alle chromosomen. IEDERE CEL HEEFT DUS JOUW HELE BOUWBESCHRIJVING, maar niet elk gen staat in elke cel aan.

Slide 18 - Slide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?

  • Op chromosoom nummer 15 ligt een gen voor de kleur van je ogen (OCA2). 
  • Dit gen bevat de code voor het P-eiwit. 
  • Dit eiwit regelt de aanmaak en opslag van pigment in je ogen.
  • Veel pigment = bruin/ weinig = blauw.

Slide 19 - Slide

Schrijf in je agenda wo 29 jan 7e uur
Aantekeningen 11.1 afmaken.

Maken + nakijken opdr. 6, 9, 11, 12, 15, 19, 20, 21, 22, 24, 25.

Deze les: aantekeningen + 6, 9, 11.
Dinsdag tijdens de les: 12, 15, 19, 20, 21, 22, 24, 25.
 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video