A. Grammaire: les verbes réguliers

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Au programme
- les verbes réguliers 
ER - IR - RE
le présent - le passé composé

Slide 2 - Slide

PRÉSENT
Werkwoorden op -er
Werkwoorden op -ir
Werkwoorden op -re
Uitgangen:
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Uitgangen:
-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent
Uitgangen: 
-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Werkwoorden op -er. Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoon.
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
habitez
regardons
détestent
joue
danses

Slide 7 - Drag question

Het werkwoord finir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous

Vous
Ils/Elles
finis
finissent
finit
finissez
finissons
finis

Slide 8 - Drag question

Comment conjuguer le participe passé (voltooid deelwoord) du passé composé? 
-er
-ir
-re
-u
-i

Slide 9 - Drag question

passé composé is...
A
een verleden tijd
B
een tegenwoordige tijd
C
een toekomende tijd

Slide 10 - Quiz

je gebruikt als altijd hulpwerkwoord "avoir"
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Hoe maak je de passé composé?
A
avoir + voltooid deelw.
B
être + voltooid deelw.
C
avoir of être + voltooid deelw.
D
avoir en être + voltooid deelw.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Vergeet de uitzonderingen niet!
être = j'ai été (ik ben geweest)
faire = j'ai fait ( ik heb gedaan/gemaakt)
avoir = j'ai eu (ik heb gehad)

Ik ben begonnen = j'ai commencé  (dus met avoir)
Ik ben klaar = j'ai fini

Slide 14 - Slide

Ik ben gegaan
A
je suis allé
B
j'ai allé
C
je vais allé
D
je fais allé

Slide 15 - Quiz

wij hebben gegeten
A
nous avons mangé
B
on a mangé
C
nous sommes mangé
D
on est mangé

Slide 16 - Quiz

wij zijn geweest
A
Nous sommes été
B
Nous avons été
C
Vous êtes été
D
Vous avez été

Slide 17 - Quiz

présent
je - rendre
A
je rende
B
je rend
C
je rends
D
je rendre

Slide 18 - Quiz

présent
tu - choisir
A
tu choisi
B
tu chois
C
tu choisis
D
tu choisit

Slide 19 - Quiz

présent
elle - manger
A
elle mangé
B
elle mange
C
elle manges
D
elle manger

Slide 20 - Quiz

passé composé
nous - tomber
A
nous avons tomber
B
nous avons tombé
C
nous sommes tombés
D
nous sommes tomber

Slide 21 - Quiz

passé composé
vous - faire
A
vous avez faire
B
vous avez fait
C
vous avez faites
D
vous avons fait

Slide 22 - Quiz

passé composé
ils - regarder
A
ils regardé
B
ils ont regarder
C
ils regardent
D
ils ont regardé

Slide 23 - Quiz

Maak van de présent een passé composé:
elle parle avec mon ami

Slide 24 - Open question

Vervoeg:
je - rendre (présent & passé composé)

Slide 25 - Open question

vertaal
jij bent klaar

Slide 26 - Open question

vertaal
ik ben geweest

Slide 27 - Open question

Meer oefenen nodig? Verbuga.eu

Kies dan zelf welke werkwoorden je denkt nog te moeten oefenen, en welke tijd (présent / passé composé)

Slide 28 - Slide