Oefentoets LE03 + LE04

WAT WETEN WE NOG?!?!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WAT WETEN WE NOG?!?!

Slide 1 - Slide

Waar staat de kwaliteitscyclus voor?
A
Plan - Act - Do - Check
B
Plan - Control - Act - Check
C
Plan - Do - Check - Act
D
Plan - Doseer - Voer uit - controleer

Slide 2 - Quiz

Een klant in een fitnesscentrum is na 6 weken met jouw trainingsprogramma 5 kg afgevallen.

Dit is een voorbeeld van … ?
A
Kwantitatieve productevaluatie
B
Kwalitatieve productevaluatie
C
Procesevaluatie
D
Beginssituatie

Slide 3 - Quiz

Juist/Onjuist?
Bij productevaluatie kijk je als lesgever naar de manier waarop het resultaat tot stand is gekomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Bij welk lesdeel hoort 'het in de sfeer van de les komen'.
A
De inleiding
B
De lesintroductie
C
De WU
D
De kern

Slide 5 - Quiz

Welke activiteiten horen tot de lesintroductie? Let op, meerdere antw. zijn juist.
A
Kennismaken met de groep
B
Indeling van de groepjes maken
C
Opwarmen van het lichaam
D
Bekendmaken van het doel van de les

Slide 6 - Quiz

Waar/Niet waar?
Bij procesevaluatie kijkt de lesgever naar de mate waarin de doelstellingen van de les bereikt zijn.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 7 - Quiz

Welke functie van evalueren wordt bedoeld in de situatie waarin de sportbegeleider de feedback van de deelnemers gebruikt om persoonlijke verbeterpunten vast te stellen?
A
Reflectie op je eigen functioneren
B
Beoordelen en selecteren
C
Verantwoording
D
Verbeteren volgende les

Slide 8 - Quiz

Welk doel hoort tot de pedagogische functie van de inleiding?
A
Vergroten van de prestatiebereidheid van de deelnemers
B
Tegemoetkomen aan de bewegingsdrang van de deelnemers
C
Vergroten van de concentratie
D
Afspraken maken over gedragsregels

Slide 9 - Quiz

Tot welke fase van de WU behoort bij atletiek (loopvormen) een rustig duurloopje in een regelmatig tempo?
A
De lesintroductie
B
Algemene WU
C
rekken en losmaken
D
Specifieke WU

Slide 10 - Quiz

Hoe heet een middellangetermijnplanning ook wel?
A
Microplanning
B
Mesoplanning
C
macroplanning
D
Minorplanning

Slide 11 - Quiz

Een topsporter werkt naar de olympische spelen toe, die over twee jaar starten. Met zijn trainer heeft hij een tijdspad uitgestippeld. Zodat hij optimaal kan presteren tijdens de Olympische Spelen.

We spreken hierover een....
A
Macro planning
B
Micro Planning
C
Meso Planning
D
Minor planning

Slide 12 - Quiz

De kernen (vaardigheid leren) van een les bestaan uit:
A
WU - Kern - Evaluatie
B
PDCA cyclus
C
Aanleren, verbeteren en toepassen
D
Procesevaluatie

Slide 13 - Quiz

Wat is de meest passende opstelling bij een dansles met 25 deelnemers....
A
Hoefijzer opstelling
B
Visgraat
C
Kolom opstelling
D
Tweetallen

Slide 14 - Quiz

Welk moment is het meest geschikt om na te denken over hoe je de deelnemers laat opstellen?
A
Op momenten tijdens de les
B
Na de les
C
Bij de Lesvoorbereiding
D
Als je aan het sporten bent

Slide 15 - Quiz

Voor de lesgever zijn veiligheidsmaatregelen, voor de les, belangrijk om Overzicht te behouden tijdens de les door een positie te kiezen waaruit de lesgever de situatie goed kan overzien en waarbij snel kan worden ingegrepen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Je hebt de wedstrijd verloren. Welke evaluatie past je dan toe?
A
Product evaluatie
B
Proces evaluatie
C
Product - en procesevaluatie
D
Helemaal geen evaluatie

Slide 17 - Quiz

Bij een open planning is de lesopbouw flexibel, niet vaststaand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Welke onderdelen van de organisatie behoren tot de opstelling?
A
Tijd, ruimte en materiaal
B
Tijd, ruimte en de deelnemers
C
Ruimte, materiaal en de deelnemers
D
Deelnemers, materiaal en de lesgever

Slide 19 - Quiz

Waar staat VID voor?
A
Veilig - Intensief - Doelmatig
B
Verrekte - irritante - dondersteen
C
Veilig - Intrinsiek - Doelmatig
D
Veilig - Intrinsiek - Doelstelling

Slide 20 - Quiz

Richtlijnen voor een intensieve les

"Gebruik intensieve organisatievormen!"

Wat wordt bedoeld met "gebruik intensieve organisatievormen"?
A
Gebruik steeds verschillend materiaal én groepsgrootte
B
Gebruik steeds hetzelfde materiaal en dezelfde groepsgrootte
C
Differentieer zoveel mogelijk
D
Gebruik circuitvormen en stroomvormen

Slide 21 - Quiz

Wat hoort er niet bij ?

De organisatie voor het spel begint.
A
LVF
B
Spelmateriaal op centraal punt neerleggen
C
Meedoen
D
Voorbeeld geven

Slide 22 - Quiz

Organisatorische differentiatie?

Wanneer is sprake van een organisatorische differentiatie?
A
Je past de bewegingsvormen aan
B
Je past de oefeningen aan
C
Je past de organisatie aan
D
Je past de doelstelling aan

Slide 23 - Quiz

Aan het eind van de les laat je iedere deelnemer tien services slaan.
Je telt hoeveel er gemiddeld in het servicevak komen.

Welke vorm van evaluatie is dat?
A
Product evaluatie (kwantitatieve)
B
Proces evaluatie
C
Product evaluatie (Kwalitatieve)

Slide 24 - Quiz

Zijn we klaar voor de toets?
(op dit moment)
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll