SMART doelen

Smart doelen
Hoe maak je ze? 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Smart doelen
Hoe maak je ze? 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
Kan je toelichten waar de afkorting SMART voor staat. 
Kun je benoemen waarom doelen SMART geformuleerd moeten worden. 
Kun je beoordelen of een doel SMART is geformuleerd.
Kun je minmaal 2 doelen voor periode 2 SMART formuleren.



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?


  • Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
  • Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaalt 
  • Je kunt controleren of je het doel hebt behaald 
  • Zelfvertrouwen opbouwen (ik kan het!)

Slide 4 - Slide

Belangrijkst regel 
Specifiek zijn 
Waarom is 'Ik wil mijn mavo-diploma behalen' geen specifiek doel?



Slide 5 - Slide

Specifiek
  • Voorkomen dat het doel vaag is.
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

Slide 6 - Slide

Meetbaar 
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.

 

Slide 7 - Slide

Acceptabel
  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Je weet waarom je het doel wilt bereiken

Slide 8 - Slide

Realistisch 
  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 9 - Slide

Tijdgebonden
  • Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 10 - Slide

Soorten doelen
Cognitief (op het gebied zijn van leerprestaties/cijfers)

Executief-functioneel (op het gebied van ondersteuning in je proces)

Sociaal-emotioneel (op het gebied van hoe je in je vel zit / sociale omgang)

Slide 11 - Slide

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet toepassen:
  • meer
  • beter
Wel toepassen:
  • Ik kan
  • Ik weet
  • Ik ben 
  • Ik wil

Slide 12 - Slide

Voorbeeld SMART doel 

Ik wil over een jaar zelfstandig wonen in een appartement .

Slide 13 - Slide