Grammatica zinsdelen H3 Verwijzen

H3: Grammatica zinsdelen
Verwijzen met de juiste verwijswoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H3: Grammatica zinsdelen
Verwijzen met de juiste verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je kunt in teksten de juiste verwijswoorden gebruiken

Slide 2 - Slide

Correct verwijzen
Je verwijst naar een of meerdere woorden die eerder genoemd zijn, het antecedent (vaak de kern van een zinsdeel).
Je houdt bij verwijzen rekening met het geslacht en het getal van dit antecedent.

Slide 3 - Slide

Verwijzen

Slide 4 - Slide

Onzijdig (het-woorden)
- het-woorden 
- namen van landen, provincies, steden en clubs
- verkleinwoorden
Vrouwelijk (de-woorden)
- vrouwelijke personen en dieren (juf, wolvin)
- de-woorden eindigend op: -heid -nis -ing
-schap -ie - ij -iek -theek -teit -tuur -st -de -te

Mannelijk (de-woorden)
- mannelijke personen of dieren
- woorden waarvan je niet kunt vaststellen of het vrouwelijk is mag je als mannelijk zien

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Even oefenen: Roodkapje is op weg naar .... oma
A
zijn
B
hun
C
haar
D
ze

Slide 7 - Quiz

Roodkapjes beste vriend is op weg naar .... oma
A
zijn
B
haar
C
kan allebei

Slide 8 - Quiz

De mediatheek heeft ..... collectie online-boeken uitgebreid.
A
zijn
B
haar
C
hun
D
ze

Slide 9 - Quiz

Deze les loopt lekker, maar .... van vorige keer liep in de soep.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 10 - Quiz

Altijd lastig: hen of hun?
Antecedent van hun of hen: personen in het meervoud

Verschillende functie in de zin:
| Ik | roep | hen.| = lijdend voorwerp
   o  pv/wg     lv

| Ik | geef | hun | een cadeau.| = meewerkend voorwerp
  o   pv/wg   mv              lv                    (MAAR: aan hen / voor hen)
Ook: hun = bezittelijk voornaamwoord (Dat is hun docent.)

Slide 11 - Slide

Even oefenen:
Ik zie een groepje leerlingen. Ik roep ...
A
hen
B
hun

Slide 12 - Quiz

Jan en Yet vinden het nog lastig. Ik leg het .... nog een keer uit.
A
hen
B
hun

Slide 13 - Quiz

..... lopen door de school.
A
Hun
B
Hen
C
Zij

Slide 14 - Quiz

Ik heb een cadeautje gekocht voor ....
A
hen
B
hun

Slide 15 - Quiz

Verwijzen met wat
- verwijzen naar een overtreffende trap (zonder zn!):
Het leukste wat er is, is fysiek lesgeven.
Maar: Het leukste boek dat ik gelezen heb, is Eus.
- verwijzen naar dat, datgene of een onbepaald voornaamwoord (iets, alles, niets, het enige)
Er is niets wat ik nu nog leuk vind.
- verwijzen naar een hele zin. 
Er was weer trage wifi, wat heel vervelend was.

Slide 16 - Slide

We hebben alles opgeschreven ..... de docent vertelde.
A
dat
B
die
C
wat
D
dit

Slide 17 - Quiz

Dat is echt het mooiste .... ik ooit gezien heb.
A
wat
B
dat
C
die
D
dit

Slide 18 - Quiz

Het gaafste liedje ....... ik ken is 'Wuthering Heights' van Kate Bush.
A
wat
B
dat
C
dit
D
die

Slide 19 - Quiz

Het is lekker hoog gezongen, ...... ik prachtig vind.
A
dat
B
wat

Slide 20 - Quiz

Verschil zaken/personen
Om naar mensen te verwijzen, gebruik je:
aan wie, met wie, voor wie etc. (los dus!)
De jongen met wie ik naar school fiets, is aardig.

Om naar zaken/dingen te verwijzen, gebruik je:
waaraan, waarvoor, waarmee etc. (aan elkaar)
De fiets waarop ik naar school fiets, is gammel.

Slide 21 - Slide

Ken jij de zanger ...... ik mijn verslag geschreven heb?
A
waarover
B
over wie

Slide 22 - Quiz

Ken jij het museum ...... ik mijn verslag geschreven heb?
A
waarover
B
over wie

Slide 23 - Quiz

Het leukste ... ik vandaag geleerd heb, is juist verwijzen in een zin :) !
A
Dat
B
Wat

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
Maken in de digitale methode H3 grammatica zinsdelen (verwijzen) oefening 1 t/m 4

Slide 25 - Slide