Toets blok 2

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

doel:

Ik leer wat voorzetsels zijn.

Waar (De beer ligt op de kast)

Wanneer (Na de pauze ga ik)

klik het voorzetsel aan
'Ik zit in de boom.'

1. Ik
2. in
3. de
4. boom

Klik het voorzetsel aan
'Isis springt over het hek.'

1. Isis
2. springt
3. over
4. het

Piet staat ... de stoel te springen.

1. op
2. tijdens
3. naar
4. in

wat is het hele werkwoord
Samir bokst tegen Jelle

1. boksten
2. boks
3. boksen
4. bokste

wat is de laatste letter van het ww -en

Samir bokst tegen Jelle

1. s
2. k
3. t
4. o

schrijf het ww in de verleden tijd
Samir bokst tegen Jelle

1. boksden
2. boksten
3. bokste
4. boksde

schrijf het hele ww, wat is de laatste letter schrijf, het ww in de v.t. (3)
Karin danst voor de juf.

wat is de verleden tijd
Ik probeer de bal te raken

1. probeerte
2. probeerten
3. probeerden
4. probeerde

zet de zin in een ander getal
De meeuw krijst

1. De meeuw krijste.
2. De meeuwen krijst
3. De meeuwen krijst
4. De meeuwen krijsen

zet de zin in een ander getal
Wij rennen de duin op

1. Ik ren de duin op
2. Jullie rennen de duin op
3. Zij rennen de duin op

schrijf het onderwerp en persoonsvorm op
Jullie lezen een een boek

schrijf de afkorting in woorden
Mag ik a.u.b. naar de wc?

1. alstublieft
2. al u bliefd
3. als u blieft
4. alsstubliefd

schrijf de afkorting in woorden
De toets is op do. 23 oktober

1. donker
2. dons
3. donderdag
4. donder

schrijf de afkorting in woorden
Nog een paar min. en dan zijn we klaar