Fenotype, genotype en geslacht

Deze les
Nieuw hoofdstuk: genetica (hoofdstuk 7, bladzijde 122)
Uitleg over genotype, fenotype en geslacht
Opdrachten maken paragraaf 7.1
1 / 8
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 8 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze les
Nieuw hoofdstuk: genetica (hoofdstuk 7, bladzijde 122)
Uitleg over genotype, fenotype en geslacht
Opdrachten maken paragraaf 7.1

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag leren?
We gaan leren:
Wat het verschil tussen fenotype en genotype is. 
Hoe jouw DNA word bepaald. 

Slide 2 - Slide

Iedereen is anders
Elk mens is gelukkig verschillend. Deze verschillen kunnen ontstaan omdat zij dit zelf hebben gedaan (denk aan haar verven), maar veel eigenschappen krijg je ook van je ouders. 
Dit kunnen uiterlijke eigenschappen zijn, maar ook innerlijke eigenschappen.

Slide 3 - Slide

Iedereen is anders
Als je zelf iets veranderd aan je uiterlijk, verander je iets aan je fenotype, je uiterlijk. Alles wat je van over hebt geërfd uit je familie, staat in je genotype, je DNA.
Fenotype kun je wel veranderen, je genotype niet. 

Slide 4 - Slide

DNA in de mens
Je genotype staat opgeslagen in je DNA. Het DNA van het kind ontstaat doordat DNA in de eicel van de moeder word samengesmolten met het DNA van de zaadcellen van de vader. Dit DNA word steeds gekopieerd, en blijf je dus je hele leven houden. 

Slide 5 - Slide

Waar zit DNA?
DNA  zijn eigenlijk hele lange slierten, die chromosomen worden genoemd. In totaal heb je er 46; 23 van de vader en 23 van de moeder. In je ei- of zaadcellen zitten telkens maar 23 chromosomen; dit gebeurd tijdens de ontwikkeling van deze cellen en zorgt ervoor dat geen enkel kind hetzelfde is. 

Slide 6 - Slide

Jongen of meisje?
Het geslacht van een kind word bepaald door het 23e chromosomenpaar. Dit kan bestaat uit een X en X (meisje), of X en Y (jongen) chromosoom. In de eicel van de moeder zit altijd een X chromosoom, de zaadcel van de vader bepaalt dus altijd het geslacht; zit er in de zaadcel een X chromosoom, dan word het kind een meisje. Als er een Y chromosoom in zit, word het een jongen. De X en Y chromosomen zijn geslachtschromosomen.

Slide 7 - Slide

Huiswerk voor volgende les
Maak de opdrachten van paragraaf 7.1 en 7.2 in de online methode voor de volgende les, dit lijkt veel, maar is het niet. 

Slide 8 - Slide