H2 - spelling par. 3 - leenwoorden

Leenwoorden
havo 2 - NN7 - Spelling paragraaf 3
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leenwoorden
havo 2 - NN7 - Spelling paragraaf 3

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Je weet wat leenwoorden zijn.
Je kunt enkele leenwoorden benoemen.
Je maakt kennis met het Zuid-Afrikaans (waar leenwoorden een stuk minder gebruikelijk zijn).

Slide 2 - Slide

voorbeeld leenwoord

Slide 3 - Mind map

Wat is een leenwoord?
Een leenwoord is een woord dat vanuit een andere taal in het Nederlands is terechtgekomen.

Voorbeelden:
horloge (FR), keeper (EN), glühwein (DU), siësta (SP)

Slide 4 - Slide

Zuid-Afrikaans
Het Zuid-Afrikaans gebruikt relatief weinig leenwoorden.

Welke leenwoorden hebben wij (in Nederland) voor de volgende Zuid-Afrikaanse woorden? (zie volgende dia's)

Slide 5 - Slide

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
wegneemetes?

Slide 6 - Open question

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
melkskommel?

Slide 7 - Open question

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
slimfoon?

Slide 8 - Open question

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
muurbal?

Slide 9 - Open question

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
padreling?

Slide 10 - Open question

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
snydokter?

Slide 11 - Open question

Welk leenwoord gebruiken wij voor...
tandeknerser?

Slide 12 - Open question

Spellingregels Engelse woorden
- Een samenstelling van Engelse werkwoorden schrijf je als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag
- Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: dug-out, stand-by
- Sommige combinaties worden gezien als woordgroep. Die delen blijven los: first lady, intensive care

Slide 13 - Slide

Spellingregels Franse woorden
- Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.
- De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is voor de uitspraak:
é (accent aigu): paté
è (accent grave): crème
ê (accent circonflexe): crêpe

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
Huiswerk voor maandag 18 december:
maken: 2 t/m 5 (blz. 252-253) = par. 3 Spelling
leren: regels voor de leenwoorden (blz. 252)

Slide 15 - Slide

Ik weet wat een leenwoord is.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Ik ken de spellingregels voor Engelse leenwoorden.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Ik ken de spellingregels voor Franse leenwoorden.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Ik ken minimaal drie Zuid-Afrikaanse woorden waarvoor wij een leenwoord gebruiken. (Vul in: ja, namelijk... // nee)

Slide 19 - Open question

Ik heb nog hulp nodig bij...

Slide 20 - Open question