Economie 4 rekenen

Hoofdstuk 4: Jij en je geld
Dit heb ik klaar liggen:
  • pen, 
  • papier
  • rekenmachine 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4: Jij en je geld
Dit heb ik klaar liggen:
  • pen, 
  • papier
  • rekenmachine 

Slide 1 - Slide

Vandaag

Huiswerk bespreken
Terugblik Hoofdstuk 4 paragraaf 1 + 2



Slide 2 - Slide

Leren: 4.1 + 4.2
Maken:
Hoofdstuk 4 paragraaf rekenen opdracht 1 t/m 18
(Ook 4.1 + 4.2 maken als dat nog niet af is)

Evalueer de vragen van 4.1 + 4.2
6 april: Toets Hoofdstuk 4: par. 1, 2, rekenen




Huiswerk 30 maart 2021

Slide 3 - Slide

Welke hoort er niet bij de productiefactoren?
A
Natuur
B
Arbeid
C
Vervoer
D
Kapitaal

Slide 4 - Quiz

Waarom investeren bedrijven?
A
Omdat het moet
B
Om goedkoper en beter te kunnen produceren
C
Om alleen goedkoper te kunnen produceren
D
Omdat investeren in het bedrijfsleven verplicht is.

Slide 5 - Quiz

De opbrengst is € 7.890.
De kosten bedragen € 6.780.
Is er sprake van winst of verlies? Hoeveel euro?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

De volledige berekening
Bij een opdracht (vraag) die begint met “bereken” moet je een volledige berekening maken.

De volledige berekening bestaat altijd uit 4 onderdelen.

  1. De formule
  2. De gegevens
  3. De som
  4. De antwoordzin


De formule staat in je boek, je classroom, bij de vraag of op je toets.
De formule moet je soms wel ombouwen en je moet de goede formule uitzoeken die bij je vraag hoort.
Voor het ombouwen van een formule krijg je nog een andere uitleg.
Noteer de formule altijd, het levert een punt op bij een toe

Slide 8 - Slide

Stappen mbt formule
  1. Formule opschrijven
  2. (Formule herschrijven)
  3. Formule invullen
  4. Uitrekenen
  5. Antwoord geven

Slide 9 - Slide

Formule ombouwen
6 = 2 x 3
6 : 2 = 3
6 : 3 = 2
totale productiekosten = aantal producten x kostprijs per product
6
2
3
aantal producten = totale productiekosten ... kostprijs per product
2
6
3
=
=
x
?

Slide 10 - Slide

Opdracht 7a
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.

Tip: Welke formule heb je hiervoor nodig? 


Slide 11 - Slide

Opdracht 7a
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.
Tip: Welke formule heb je hiervoor nodig? 



Formule: 
totale productiekosten = aantal auto's x kostprijs per auto

Slide 12 - Slide

Opdracht 7a
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.



                           120.000 x € 8.000 = € 960.000.000
Formule: 
totale productiekosten = aantal auto's x kostprijs per auto

Slide 13 - Slide

Opdracht 7b
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.

Dit jaar produceert Citroën evenveel auto’s. De productiekosten stijgen naar € 972 miljoen.
Bereken de nieuwe kostprijs per auto.


Slide 14 - Slide

Opdracht 7b
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
Dit jaar produceert Citroën evenveel auto’s. De productiekosten stijgen naar € 972 miljoen.
Bereken de nieuwe kostprijs per auto.



Formule: 
totale productiekosten : aantal auto's = kostprijs per auto

Slide 15 - Slide

Opdracht 7b
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s. Dit jaar produceert Citroën evenveel auto’s. De productiekosten stijgen naar € 972 miljoen. Bereken de nieuwe kostprijs per auto.



                          € 972.000.000 : 120.000 = € 8.100
Formule: 
totale productiekosten : aantal auto's = kostprijs per auto

Slide 16 - Slide

Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.


                         
                             
Hoe bereken je dat? 
Wat is de formule?

Slide 17 - Slide

Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.


                         
                                              Formule invullen
Formule: 
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas

Slide 18 - Slide

Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.


                           € 209.000 = 22.000 x kostprijs per tas
                 kostprijs per tas = 
Formule: 
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas

Slide 19 - Slide

Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.


                           € 209.000 = 22.000 x kostprijs per tas
                 kostprijs per tas = € 209.000 : 22.000 = € 9,50
Formule: 
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas

Slide 20 - Slide

Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.
Hoe bereken je dat? 
Wat is de formule?

Slide 21 - Slide

Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.

                        
                                             Formule invullen
Formule: 
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas

Slide 22 - Slide

Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.

                          € 195.800 = 22.000 x kostprijs per tas
                 kostprijs per tas =
Formule: 
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas

Slide 23 - Slide

Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.

                          € 195.800 = 22.000 x kostprijs per tas
                 kostprijs per tas = € 195.800 : 22.000 = € 8,90
Formule: 
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas

Slide 24 - Slide

Opdracht 9a
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek.
Bereken de totale productiekosten.



                   
Formule: 
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek

Slide 25 - Slide

Opdracht 9a
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek.
Bereken de totale productiekosten.



                          800 x € 3,20 = € 2.560
Formule: 
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek

Slide 26 - Slide

Opdracht 9b
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.


Wat moet je eerst berekenen voordat de formule compleet is?
Formule: 
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek

Slide 27 - Slide

Opdracht 9b
 Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.

Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.

Slide 28 - Slide

opdracht 9b
Procent
100%
Bedrag in €
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.

Tip: Waar komt je vraagteken? Wat weet je? 

Slide 29 - Slide

opdracht 9b
Procent
100%
85
Bedrag in €
3,20
?
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.

Vraag: Waar komt de 1? 

Slide 30 - Slide

opdracht 9b
Procent
100%
1
85
Bedrag in €
3,20
?
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.





Kostprijs van 1 boek = € 2,72


Slide 31 - Slide

Opdracht 9b
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.


                                       800 x € 2,72 = € 2.176
Formule: 
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek

Slide 32 - Slide

Opdracht 9b
2x3=6:6=1
2x3=6
6:6=1

2x3:6=1

Slide 33 - Slide

Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar. 
Tip: Wat is de formule?

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar. 
Formule: 
Opbrengst - kosten = winst

Slide 36 - Slide

Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar. 
Formule: 
Opbrengst - kosten = winst
€ 210.000 -kosten = € 70.000
Kosten = ?

Slide 37 - Slide

Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar. 
Formule: 
Opbrengst - kosten = winst
€ 210.000 -kosten = € 70.000
Kosten = € 210.000 - € 70.000 = € 140.000

Slide 38 - Slide

Opdracht 16b
STU heeft in dat jaar 280 verschillende klussen uitgevoerd.
Bereken wat de kostprijs per klus was.
Wat is de formule?

Slide 39 - Slide

Opdracht 16b
STU heeft in dat jaar 280 verschillende klussen uitgevoerd.
Bereken wat de kostprijs per klus was.
Formule: 
Totale kostprijs : aantal = kostprijs per stuk
Vul in en reken uit.

Slide 40 - Slide

Opdracht 16b
STU heeft in dat jaar 280 verschillende klussen uitgevoerd.
Bereken wat de kostprijs per klus was.
Formule: 
Totale kostprijs : aantal = kostprijs per stuk
€ 140.000 : 280 = € 500

Slide 41 - Slide

Je weet wat produceren is.

Je weet hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor                                                                                                        toegevoegde waarde.
Je weet wat productiekosten zijn.
Je kunt de kostprijs per product berekenen.
Je weet welke productiesectoren er zijn.



Leerdoelen 4.1

Slide 42 - Slide

Je weet wat een ondernemer is.
Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat                                                                                                                         investeren is.
Je weet wat concurrenten zijn.
Je kunt winst berekenen.
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt

Leerdoelen 4.2

Slide 43 - Slide

Toets Hoofdstuk 4 paragraaf 1 + 2 + rekenen





Huiswerk 6 april 2021

Slide 44 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 45 - Slide