NN6 - H3 - Taalverzorging - Formuleren - Verwijswoorden

Formuleren H 3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formuleren H 3

Slide 1 - Slide

Wat is het onderwerp?
Een onvoorzichtige bezoeker had een mingvaas omgestoten in het museum.

Slide 2 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Een onvoorzichtige bezoeker had een mingvaas omgestoten in het museum.

Slide 3 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Een onvoorzichtige bezoeker had een mingvaas omgestoten in het museum.

Slide 4 - Open question

Lesdoel
Je leert wat verwijswoorden zijn, welke verwijswoorden er zijn en wanneer je welk verwijswoord gebruikt.

Slide 5 - Slide

Lees de theorie op blz. 84.
Leg uit in eigen woorden:
Wat zijn verwijswoorden?

Slide 6 - Open question

Nadat John de kano lek had gemaakt, hebben we hem weggegooid.
Waar verwijst 'hem' naar?
A
John
B
kano
C
lek
D
we

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Ik heb geen zin om helemaal naar _____ lokaal te lopen!
A
die
B
dat

Slide 9 - Quiz

Ismaels jas, ________ tijdens de wedstrijd is gestolen, lag achter de bosjes.
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

Het bericht over de aankomende storm, _____ op nu.nl stond, veroorzaakt veel onrust.
A
die
B
dat

Slide 11 - Quiz

Mijn scooter is blauw, maar ____ van Ben heeft fellere kleuren.
A
dit
B
deze

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 16 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 18 - Drag question

Aan de slag!
Maak de opdrachten 1 t/m 8
Blz. 84

Slide 19 - Slide