figuurlijk taalgebruik

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

figuurlijk taalgebruik

bepakt en bezakt
Ik sta bepakt en bezakt klaar voor de reis.

1. met veel bagage
2. beplakken
3. zakken
4. weet niet

stampvol
De trein is stampvol.

1. veel mensen
2. heel erg druk
3. stamppot
4. weet niet

kuddegedrag
In deze groep zie je veel kuddegedrag.

1. eigen keuzes maken
2. als groep een keuze maken
3. iedereen doet hetzelfde
4. weet niet

toeristenval
Deze waterval is een echte toeristenval.

1. een plek waar veel toeristen komen
2. een toeristenplek die bedoeld is om veel geld te verdienen
3. als toerist kun je er douchen
4. weet niet

juweeltje
Dit boek is echt een juweeltje.

1. een ring
2. prachtig
3. heel erg mooi
4. weet niet

eerste stappen
Karim zet zijn eerste stappen in de arbeidsmarkt.

1. eerste acties
2. je doet het voor de eerste keer
3. wandelen
4. weet niet

sterke
Kies altijd sterke wachtwoorden voor het inloggen.

1. krachtig
2. niet zwak
3. niet gauw te raden
4. weet niet

in de arm nemen
Bij zulke problemen zou ik echt hulp in de arm nemen.

1. gaan samenwerken met
2. bij de arm nemen
3. een hand vastpakken
4. weet niet

de ogen openen
Deze les heeft mijn ogen geopend. Ik begrijp het nu.

1. begrijpen
2. inzien
3. ogen open houden
4. weet niet

open deur intrappen
Je trapt wel een deur in als je zegt dat ik altijd op tijd moet komen.

1. logisch
2. normaal
3. nieuwe mogelijkheden
4. weet niet

Dik
Dik een derde van de studenten is geslaagd voor het examen.

1. minder dan
2. meer dan
3. ongeveer
4. weet niet

harde noot om te kraken
Dit examen is een harde noot om te kraken.

1. heel moeilijk
2. heel makkelijk
3. lastig
4. weet niet