5.1 en 5.2 genotypen en fenotypen, genen en chromosomen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

hoe wordt je uiterlijk bepaald?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

noem een voorbeeld van verandering aan je uiterlijk (fenotype)

Slide 6 - Open question

als je je haar een andere kleur verft dan verander je fenotype
A
waar
B
deels waar
C
niet waar

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

staat je genotype al vast bij de geboorte?
A
ja
B
nee
C
nog niet dat komt pas in de puberteit
D
dat kan je altijd zelf veranderen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

als je veel op je moeder lijkt heb je dan meer chromosomen van je moeder?
A
nee, altijd 23 van zowel vader als moeder
B
nee, maar wel meer genen
C
ja, zeker weten

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

afsluiten van de les; zijn de doelen bereikt? 

Slide 16 - Slide

basisstof 2 chromosomen, genen en eiwitten

Slide 17 - Slide

doelen voor deze les
je moet kunnen omschrijven wat een gen is,
waar genen voorkomen
waarom er enkelvoudige genen in geslachtscellen voorkomen
wat de functie van een gen is

Slide 18 - Slide

gen
op 46 chromosomen ligt duizenden erfelijke eigenschappen.

elk gen is een deel van chromosoom dat de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap.

alle genen samen vormen het genotype

Slide 19 - Slide

van gen via eiwit naar fenotype
genen kunnen aan of uit staan. 
staat een gen aan dan maakt deze cel een bepaald eiwit.

stel een gen staat aan voor bruine ogen. het gen maakt dan oogkleureiwitten aan zodat je bruine ogen krijgt. 

Dit eiwit zorgt dan voor het fenotype bruine ogen.

Slide 20 - Slide

genenparen
In onze lichaamscellen liggen 46 chromosomen die opgebouwd zijn uit allemaal verschillende genen.

van elk type gen heb je er niet 1 maar heb je er 2.

genen voor dezelfde erfelijke eigenschap vormen dus een paar

genen komen dus in paren voor. 

Slide 21 - Slide

geslachtscellen
ook in kernen van geslachtcellen komen genen voor alleen nu enkelvoudig.

Elke ouder geeft maar 1 soort gen door voor een erfelijke eigenschap.

in de kern van de gelachtscel zitten dus geen 46 chromosomen maar 23 chromosemen.

Slide 22 - Slide

celdeling
de vorming van nieuwe cellen komt door celdeling.

de moedercel deelt zicht in tweeen na het kopieren van de chromosomen in de kern 

zo ontstaan er 2 dochtercellen.

de dochtercellen groeien en kunnen hun kern ook weer kopieren en 2 nieuwe dochtercellen maken enz.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

doelen voor deze les behaald?
je moet kunnen omschrijven wat een gen is,
waar genen voorkomen
waarom er enkelvoudige genen in geslachtscellen voorkomen
wat de functie van een gen is

Slide 25 - Slide

maken van opdrachten
6, 7, 8 en 9 (boek)

Slide 26 - Slide