What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Leerstof toetsweek 2HVX grammatica
Toetsweek
Toetsweek chapitre 5 Boek B:
- Vocabulaire A + B + E + F (F-N) page 40-41, boek B
-Grammaire D + H
(LEER DE GRAMMATICA TEAMS)
-Phrases Clés alleen G (N-F) (C niet) page 42, boek B
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Toetsweek
Toetsweek chapitre 5 Boek B:
- Vocabulaire A + B + E + F (F-N) page 40-41, boek B
-Grammaire D + H
(LEER DE GRAMMATICA TEAMS)
-Phrases Clés alleen G (N-F) (C niet) page 42, boek B
Slide 1 - Slide
Aujourd'hui
Buts:
-Ontkenning herhalen
-Stellen van vragen
Oefenen het boek grammaire H
Slide 2 - Slide
Ontkennend maken
(= niet, niets, niet meer, nooit, nog niet)
niet = ne .... pas de / n' ..... pas de / ne ... pas d'..
staat om de
het eerste werkwoord
heen.
Je
parle
néerlandais = ik praat Nederlands
Je
ne
parle
pas
néerlandais = ik praat geen Nederlands
Slide 3 - Slide
Ontkennend maken
ne -
EERSTE WERKWOORD met een klinker/H
- pas de..
LET OP: als het eerste werkwoord met een klinker of stomme H begint, dan wordt het n'.....pas de
Voorbeeld:
Je
n'habite
pas
à Baarn
= ik woon niet in Baarn
Je
n'ai pas d'
argent = ik heb geen geld
Slide 4 - Slide
Ontkennend maken, voorbeelden
Leer ze uit je hoofd! TOETS
Na "aimer" gebruik je altijd "le, l'.. la of les", ook na de ontkenning!
Je
mange
une pizza
je
ne
mange
pas
de
pizza = ik eet geen pizza
Elle est malade
Elle
n'est
pas
malade = zij is niet ziek
Ils ont un chien
ils
n'ont
pas
de
chien = zij hebben geen hond
J'
aime
les pommes
Je
n'
aime
pas
les
pommes = ik houd niet van sinaasappels
Il y
a
un problème?
Non, il
n'
y a
pas
de
problème. (nee, er is geen probleem
C'
est
un hôtel?
Non, ce
n'
est
pas
d'hôtel (nee, het is geen hotel)
Slide 5 - Slide
Ontkennend maken, voorbeelden
Leer ze uit je hoofd! TOETS!
ne .... plus de = niet meer
je
ne
suis
plus
fâché(e) (ik ben niet meer boos)
ne .... jamais de = nooit
je
n'apprends
jamais
le
français (ik leer nooit Frans)
ne .... rien de = niets
je
ne
mange
rien
(ik eet niets)
ne .... pas encore de = nog niet
je
n'
ai
pas
encore
mal à la gorge (ik heb nog geen keelpijn)
Slide 6 - Slide
Ontkennend maken: let op! toets!
LET OP: (!) Bij "j'ai mal à la gorge (keelpijn), mal au ventre (buikpijn), etc zeg je bij de ontkenning:
Je n'ai pas mal au ventre (niet: je n'ai pas de mal au ventre)
Als er "le" staat na bijvoorbeeld "j'apprends
le
néerlandais (ik leer Nederlands)", dan komt deze terug bij de ontkenning:
Je n'apprends pas
le
néerlandais (ik leer geen Nederlands)
Slide 7 - Slide
Een vraag stellen; 2 manieren
1. Je zet een vraagtekens achter een gewone zin.
Tu es malade -> Je bent ziek
Tu es malade? -> Ben je ziek?
2. Je zet "est-ce que" voor een gewone zin.
TOETS!
Tu es malade -> Je bent ziek
Est-ce que tu es malade? -> Ben je ziek?
Slide 8 - Slide
Een vraag stellen: "est-ce que" Toets
Let op bij "est-ce que"
Bij een klinkerbotsing of bij een stomme h wordt het "est-ce qu'....
Dus:
Est-ce qu'elle est malade? (Is zij ziek?)
Est-ce qu'ils ont mal à la gorge (hebben zij keelpijn?)
Est-ce qu'elle aime les légumes (houdt zij van groenten?)
Slide 9 - Slide
Vraagwoorden (hoe, hoeveel,
wanneer, waar, waarom, wie, etc)
Vraagzinnen kunnen beginnen met vraagwoorden, zoals wanneer, hoe, hoeveel etc. Als je een vraagwoord gebruikt, dan kun je ook "est-ce que" gebruiken.
De volgorde is dan:
vraagwoord
est-ce que / est-ce qu'..
gewone zin + ?
Où (waar)
est-ce que / qu'..
tu habites? (woon jij?)
Slide 10 - Slide
Vragen stellen (voorbeelden) TOETS!
Maak de zinnen vragen met behulp van "est-ce que".
Je hoeft hier
geen vraagwoord
te gebruiken. 2 voorbeelden.
1 Tu manges une poire (jij eet een peer)
Antwoord: ___________________________________? (eet jij een peer?)
2 Il aime les fruits. (hij houdt van fruit)
Antwoord: ___________________________________? (houdt hij van fruit?)
Slide 11 - Slide
Vragen stellen (voorbeelden) TOETS!
Maak de zinnen vragen met behulp van "est-ce que". Je hoeft hier geen vraagwoord te gebruiken. 2 voorbeelden.
1 Tu manges une poire (jij eet een peer)
Antwoord: Est-ce que tu manges une poire? (eet jij een peer?)
2 2 Il aime les fruits. (hij houdt van fruit)
Antwoord: __________________________? (houdt hij van fruit?)
Slide 12 - Slide
Vragen stellen (voorbeelden) TOETS!
Maak de zinnen vragen met behulp van "est-ce que". Je hoeft hier geen vraagwoord te gebruiken. 2 voorbeelden.
1 Tu manges une poire (jij eet een peer)
Antwoord: Est-ce que tu manges une poire? (eet jij een peer?)
2 Il aime les fruits. (hij houdt van fruit)
Antwoord: Est-ce qu'il aime les fruits? (houdt hij van fruit?)
Slide 13 - Slide
Vragen stellen (voorbeelden) TOETS!
Maak de zinnen vragend met behulp van "est-ce que"en het vraagwoord.
1 Il vient quand? (wanneer komt hij?)
Antwoord: Quand est-ce
qu'il
vient? (wanneer komt hij?)
2 Elle habite où? (waar woont zij?)
Antwoord: Où est-ce
qu'elle
habite? (waar woont zij?)
vraagwoord
est-ce que / est-ce qu'..
gewone zin + ?
Où (waar)
est-ce que / qu'..
tu habites? (woon jij?)
Slide 14 - Slide
Vraagwoorden met est-ce que
Leer het uit je hoofd! TOETS!!
Vraagwoorden
Betekenis
Voorbeeld "Vraagwoord + est-ce que...."
Où
Waar
Où est-ce que tu habites (waar woon jij?)
Quand
Wanneer
Quand est-ce qu'il vient? (wanneer komt hij?)
Comment
Hoe
Comment est-ce que tu t'appelles? (hoe heet jij?)
Combien de
Hoeveel
Combien
est-ce que tu as
de
frères? (hoeveel broers heb jij?)
Pourquoi
Waarom
Pourquoi est-ce que vous avez peur? (waarom zijn jullie bang?)
Qui
Wie
Qui est-ce que ton docteur? (wie is jouw dokter?)
Qu'est-ce que
Wat
Qu'est-ce que tu apprends? (wat leer jij?)
Slide 15 - Slide
Werkwoord être
Je suis = ik ben
Tu es = jij bent
Il est = hij is
Elle est = zij is
On est = men is, wij zijn
Nous sommes = wij zijn
Vous êtes = jullie zijn, u bent
Ils sont = zij zijn (M / MV)
Elles sont = zij zijn (V)
Leer deze ook uit je hoofd; soms wordt er een andere vorm gevraagd in de toets bij de zinnen
Slide 16 - Slide
We gaan oefenen; pak je iPad
Je mag pagina 43 erbij houden bij het oefenen
Slide 17 - Slide
(niet meer) - il a mal au ventre
Slide 18 - Open question
.......... coute les médicaments? (....... kosten de medicijnen) Ça coutent 54 euros. (ze kosten 54 euro's)
A
Pourquoi (waarom)
B
Où (waar)
C
Qui (wie)
D
Combien (hoeveel)
Slide 19 - Quiz
(nog niet) - je suis a la maison
Slide 20 - Open question
.......... est-ce que tu restes à l'école?
Je fais mes devoirs à l'école.
(....... blijf je op school? Ik maak mijn huiswerk)
A
Pourquoi (waarom)
B
Où (waar)
C
Qui (wie)
D
Combien (hoeveel)
Slide 21 - Quiz
(nooit) - je suis a la maison
Slide 22 - Open question
.......... est-ce que ton prof d'anglais?
C'est monsieur Naezer.
A
Pourquoi (waarom)
B
Où (waar)
C
Qui (wie)
D
Combien (hoeveel)
Slide 23 - Quiz
(niet = pas de) - elle mange une poire
Slide 24 - Open question
.......... est-ce que vous avez acheté les médicaments? À la pharmacie.
A
Pourquoi (waarom)
B
Où (waar)
C
Qui (wie)
D
Combien (hoeveel)
Slide 25 - Quiz
.......... est-ce qu'il vient chez moi?
Il vient cet-après-midi.
A
Quand (wanneer)
B
Où (waar)
C
Qui (wie)
D
Combien (hoeveel)
Slide 26 - Quiz
Aujourd'hui
Faire livre B, grammatica H
Faire: 30cd en 31 abcd
Leer alle woorden Frans-Nederlands ivm 2 Franse leesteksten!!
Slide 27 - Slide
More lessons like this
Les 53 (26-06)
June 2023
- Lesson with
14 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 53 (18-06)
June 2024
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 49 (03-06)
August 2024
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
chapitre 5 herhaling grammatica
May 2023
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
31/3 2vwo chap 5 ontkenning + poser des questions
March 2022
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
T03 - La phrase interrogative
January 2023
- Lesson with
49 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2HV 05-12-2019
December 2019
- Lesson with
34 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Chapitre 5: Poser une question.
May 2024
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2