Je kan bepalen welke alinea's de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst vormen.
Slide 2 - Slide
Terugblik
§ 1 t/m § 4 Meer dan lezen
Leesstrategieën
Onderwerp en hoofdgedachte
Tekstdoelen en tekstsoorten
Alinea's en kernzinnen
Slide 3 - Slide
Leesstrategieën
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Woordraadstrategie
Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:
synoniem
omschrijving
voorbeeld
tegenstelling
bekend woorddeel
definitie -bekijk de illustratie
Slide 6 - Slide
Paragraaf 2
Onderwerp en hoofdgedachte
Slide 7 - Slide
Oriënterend lezen
Doel
=
Het onderwerp en het tekstdoel van de tekst bepalen
Slide 8 - Slide
Het onderwerp bepalen
Na het (oriënterend) lezen kun je het onderwerp van de tekst bepalen.
Het onderwerp is kort geformuleerd en is geen vraag of zin die begint met een vraagwoord.
Slide 9 - Slide
Fout geformuleerd
Het onderwerp is
Hoe ontstaat een bijensteek?
Waarom haal je lage cijfers?
Goed geformuleerd
Het onderwerp is
Het ontstaan van een bijensteek
Redenen voor lage cijfers
Slide 10 - Slide
De hoofdgedachte
- één zin
- de belangrijkste informatie uit de tekst
- begin de zin met het onderwerp van de tekst
- GEEN vraag
- GEEN voorbeelden of toelichting
- begint NIET met een vraagwoord of het woordje "dat"
Slide 11 - Slide
Paragraaf 3
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 12 - Slide
Tekstdoelen
Amuseren;
Informeren;
instrueren;
overtuigen;
activeren.
Slide 13 - Slide
Paragraaf 4
Alinea's en kernzinnen
Slide 14 - Slide
alinea
Alinea: een stuk tekst dat bij elkaar hoort
Een alinea begint op een nieuwe regel
Soms is er een witregel tussen alinea's
Elke alinea gaat over een deel van het onderwerp
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea
Slide 15 - Slide
Kernzin
- Belangrijkste zin van een alinea.
- Kernzin is meestal de eerste of laatste zin van een alinea.
- In de zinnen voor of na de kernzin staat vaak een uitleg of voorbeeld uit iets van de kernzin.
Slide 16 - Slide
Inleiding en slot
NN7 - Meer dan lezen §5
Slide 17 - Slide
De meeste teksten bestaan uit een inleiding, een middenstuk en een slot.
Slide 18 - Slide
De inleiding, het eerste deel van een tekst, bestaat uit één of enkele alinea’s. Een inleiding heeft twee functies:
Slide 19 - Slide
De inleiding, het eerste deel van een tekst, bestaat uit één of enkele alinea’s. Een inleiding heeft twee functies:
de lezer nieuwsgierig maken naar de rest van de tekst; vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een bijzondere vorm daarvan: een anekdote, een meestal grappig (waargebeurd) verhaaltje;
duidelijk maken wat het onderwerp van de tekst is; er worden bijvoorbeeld één of meer vragen gesteld, die verderop in de tekst beantwoord worden.
Slide 20 - Slide
Het laatste deel van een tekst is het slot. Ook dit kan uit één of meer alinea’s bestaan. In een slot vind je meestal een conclusie (de hoofdgedachte), vaak herkenbaar aan signaalwoorden als dus en daaromof een korte samenvatting, vaak herkenbaar aan signaalwoorden als kortomen al met al.
Slide 21 - Slide
Daarnaast vind je soms:
een aanbeveling (een advies);
een aansluiting bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is;
een toekomstverwachting.
Slide 22 - Slide
Niet alle teksten hebben een ‘echt’ slot. Het duidelijkste voorbeeld van een tekst zonder afronding is een nieuwsbericht. Hierin staat het belangrijkste altijd in het begin van de tekst. Het deel daarna geeft extra informatie.
Slide 23 - Slide
Wat: Maak de opdracht 1+2 Meer dan lezen §5 op blz. 36
Hoe: Opdracht 1 samen met de klas, opdracht 2 individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit.
Hulp:Theorie uit je boek.
Uitkomst:Geoefend met leesbegrip en inleiding en slot.
Tijd: 15 min.
Klaar?
Maak opdracht 3, daarna kan je lezen of ander huiswerk doen