TL-3 3.1 Organismen in hun omgeving

Hoofdstuk 3: Planten en dieren
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: Planten en dieren

Slide 1 - Slide

Planning
Wat doen we deze periode?
Paragraaf 3.1: Organismen in hun omgeving
Quiz

Slide 2 - Slide

Periode 2
Toets (PTB): Hoofdstuk 3 - Planten & Dieren

Tentamen  (PTA): Hoofdstuk 3 - Planten en Dieren +
                                    Hoofdstuk 4 - Waarnemen en reageren

Slide 3 - Slide

Leerdoelen

  • Kunnen uitleggen wat biotische en abiotische factoren zijn, inclusief voorbeelden.
  • Voorbeelden kunnen noemen van hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.
  • Voorbeelden kunnen noemen van hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 4 - Slide

Wat betekent biologie?

Slide 5 - Slide

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur.

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur.

  • Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zandbodem

Slide 8 - Slide

Gras

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aanpassingen
  • Ieder organisme past bij het ecosysteem waarin hij leeft

  • Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem.

Slide 11 - Slide

Voorjaarsbloeiers

Slide 12 - Slide

Klimplanten

Slide 13 - Slide

Wortelrozetten

Slide 14 - Slide

Woestijnplanten

Slide 15 - Slide

Hoe noemen we een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem?

Slide 16 - Slide

Maken opdrachten (p. 135)
4, 5, 8 en 10

Slide 17 - Slide

Dieren: aanpassing aan temperatuur

Slide 18 - Slide

Isolatie bij warmbloedige dieren

  • Vogels kunnen hun veren opzetten (laag stilstaande lucht tussen > houdt de warmte vast)

  • Zoogdieren krijgen in de winter een wintervacht.

Slide 19 - Slide

Overleven in een koude omgeving

Kijk naar de afbeelding hiernaast. Wat is de belangrijkste aanpassing voor de walrus?

Slide 20 - Slide

Overleven in een koude omgeving


Een hele dikke vetlaag

Slide 21 - Slide

Poolhaas en Californische haas

Slide 22 - Slide

Het vasthouden van warmte heet

A: Warmbloedigheid
B: Koudbloedigheid
C: Isolatie
D: Aanpassing

Slide 23 - Slide

Dieren: aanpassing aan leefwijze

Slide 24 - Slide

Hoe zijn dieren aangepast aan hun leefwijze?
  • Planteneters hebben plooikiezen
  • Met de richels in de kiezen kunnen ze plantenmateriaal goed fijnmalen.
  • Snijtanden: 'knippen' gras

Slide 25 - Slide

Hoe zijn dieren aangepast aan hun leefwijze?
  • Vleeseters hebben knipkiezen.

  • Vleeseters hebben ook grote hoektanden om hun prooi te doden.

Slide 26 - Slide

Plooikiezen horen bij:

A: Alleseter
B: Planteneters
C: Vleeseters

Slide 27 - Slide

Verschillende soorten snavels

Slide 28 - Slide

Verschillende soorten poten

Slide 29 - Slide

Verschillende soorten poten

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Wat kunnen vogels met deze poten goed?
A: Prooien grijpen
B: Zwemmen
C: Klimmen
D: Door hoog gras lopen

Slide 32 - Slide

Maken opdrachten (p. 140)

12, 15, 20, 21, 23

Huiswerk: 4, 5, 8, 10, 12, 15, 20, 21, 23
Klaar? Maak rest van de opdrachten

Slide 33 - Slide

Een paardenbloem groeit plat en breed op de grond. Hoe heet deze aanpassing?
A
Wortelrozet
B
Klimop
C
Worteldek
D
Afdekking

Slide 34 - Quiz

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 35 - Drag question


Een voorbeeld van een biotische factor is:  
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur

Slide 36 - Quiz


Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied? 
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren

Slide 37 - Quiz



Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.
A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet

Slide 38 - Quiz


Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren met waslaag

Slide 39 - Quiz


Konijnen in warme streken hebben:
A
Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
B
Grote oren, om hun warmte kwijt te raken

Slide 40 - Quiz

Knipkiezen horen bij:
A
Alles eters
B
Planteneters
C
Vleeseters

Slide 41 - Quiz