Interpunctie 3H

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Spelling
Interpunctie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel
Aan het eind van deze les kan je interpunctie correct kan gebruiken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lees onderstaande zinnen. Wat is het verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Theorie
Hoofdletters en aanhalingstekens

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
  • Aan het begin van een nieuwe zin. 
    (Let op! 's Avonds ging ik naar huis / 11 leerlingen waren ziek.)

  • Bij eigennamen (Sanne, Groningen, Bernardstraat, Lauwers College, Engeland, Engels, Kerstmis, Pasen en Greenpeace) 

  • Bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van aardrijkskundige namen (Spaanse wijn, Belgische chocolade)


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kleine letters
  • Samenstellingen (kerstavond, paaszondag, moederdagcadeau)
  • Religies (jodendom, christendom, islam, rooms-katholiek)
  • Windstreken (zuidwest, het oosten)
  • Namen van seizoenen, maanden en periodes (juni, lente, zomertijd)





Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Aanhalingstekens
  • Bij citaten:
  1. Boris riep verontwaardigd uit: 'Ik heb dat niet gedaan!'
  2. 'Ik ga liever met de trein', zei Maria.
  • Je gebruikt geen aanhalingstekens bij gedachten of indirecte reden:
  1. Ze vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?
  2. Ze vroeg zich af of ze onder het afspraakje uit kwam.
 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Aanhalingstekens
  • Bij titels:
  1. Het boek 'De Hongerspelen' van Suzanne Collins is een groot succes.

  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis van het woord:
  1. Veel mensen kennen het woord 'extravagant' niet. 


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Komma
  • Voor na een aanspreking (Hé, jij daar!)
  • Bij een opsomming (boter, kaas en eieren)
  • Tussen twee persoonsvormen (Als we niet minder plastic gebruiken, wordt het plastic probleem nog groter.)
  • Tussen een lange hoofdzin en lange bijzin (We waren klaar om naar school te gaan, maar waren veel te laat.)
  • voor en achter een bijstelling (Maerlant, een school in Den Haag, is een erg leuke school.)


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Dubbele punt
  • Een citaat (De docent Engels zei: 'Het Cambridge examen is erg belangrijk.')
  • Een gedachte (Tim dacht: ik heb zin in het weekend.)
  • Opsomming (Ik heb laatst de Big 5 gezien: de buffel, de leeuw, het luipaard, de neushoorn en de olifant.)
  • Uitleg of toelichting (Ik hoop de coronamaatregelen snel voorbij zijn: ik wil graag op vakantie naar Italië.)


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Puntkomma
  • Hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen (Mijn vriend wilde gaan picknicken in het open veld; dat leek mij niet zo handig in verband met het onweer.)
  • Bij lange opsommingen.
    (Je kan interpunctie gebruiken bij:
    - het noteren van een citaat;
    - het noteren van hoofd- en bijzinnen;
    - het aankondigen van een uitleg of toelichting.)


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Snap je het?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste spelling?
A
engelse drop
B
Engelse drop

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

"Sara zei:" Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Thomas zei "Daar heb ik geen zin in."
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

De dubbele punt mist. 
"Ik vind het niet leuk!", riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
hij zei in mei leggen alle vogels een ei

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
maar vroeg van houten spreken we morgen nog af

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Donderdag 13 april
Opdrachten 1 + 2 + 3 + 5
Bladzijdes 161 + 162

Zelfstandig en stil

Klaar? Lees verder uit je leesboek

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg je huiswerk (1, 2, 3 en 5 van blz. 161 + 162) op de hoek van je tafel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Spelling
Interpunctie

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Spelling
Interpunctie

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Huiswerk nakijken: 1, 2, 3 en 5 (blz. 161 + 162)

Opdrachten maken via Forms / extra uitleg

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk nakijken
Opdrachten 1 + 2 + 3 + 5
Bladzijdes 161 + 162

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
1 ‘’ – geeft aan dat het woord spottend wordt gebruikt;
: – staat voor de uitleg;
. – sluit de zin af.
2 , – staat tussen hoofdzin en bijzin;
. – sluit de zin af.
3 : – staat voor een opsomming;
‘ – geeft het begin van een citaat aan;
, – staat tussen delen van een opsomming;
. – sluit de zin af;
‘ – sluit het citaat af.
4 ‘ – geeft het begin van een citaat aan;
, – staat voor een aanspreking;
, – staat na een aanspreking;
! – staat na een bevel;
‘ – sluit het citaat af;
. – sluit de zin af.





Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
4 ‘ – geeft het begin van een citaat aan;
, – staat voor een aanspreking;
, – staat na een aanspreking;
! – staat na een bevel;
‘ – sluit het citaat af;
. – sluit de zin af.





Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
1 Als je naar Amsterdam gaat, moet je echt de volgende bezienswaardigheden bezoeken: het Rijksmuseum, het Scheepvaartmuseum en het Anne Frank Huis.
2 Tess zal zeker naar de bijles Duits gaan: ze haalt alleen maar onvoldoendes.
3 ‘Zullen we in de zomer samen backpakken, Kiara?’(,) vroeg haar vriendin.
4 Toen Berend afzegde voor de film, zei Dion dat hij wel weer ‘gezellig’ was.
5 Hoewel Willem-Alexander onze koning is, trekt vooral Maxima, onze koningin, de aandacht.
6 ‘Als u nog even aan de lijn blijft,’ zei de receptionist, ‘dan verbind ik u zo door.’


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
1 Lucia trakteerde op zelfgebakken speculaasjes met karamel, wat een groot succes was.
2 Een xenofoob is iemand die angst of afkeer voelt voor vreemde culturen.
3 In het dagelijks leven is de getalenteerde keeper van dit hockeyelftal een drukbezette elektricien.
4 Lekkere Marokkaanse recepten zoals couscous, tajine en kalkoencurry met broccoli moet je zeker een keer proberen.
5 Je kunt nu via Altijdgoedweer.nl een comfortabele accommodatie boeken tegen spectaculaire kortingen.
6 Hoewel de secretaresse zeer accuraat is, maakte ze toch een spelfout in het woord ‘dommeriken’.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 5
1 a apetrots
b bananenboom
c bolleboos
d huilebalk
e lindeboom
f rodekool
g ruggespraak
h secondelijm
i studentenpas
j wiegelied

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 5
2 a en f
b en i
c en g
d en j
e en h


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Extra uitleg / Forms / lezen
Extra uitleg over onderwerpen van de toetsweek

Formsopdrachten maken (zie Teams)

Lezen uit je leesboek --> moet na de vakantie uit zijn!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions