figuurlijk taalgebruik 3K en 3B

Waar denk je aan bij figuurlijk taalgebruik?
1 / 11
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Waar denk je aan bij figuurlijk taalgebruik?

Slide 1 - Mind map

10

Slide 2 - Video

Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 3 - Open question

Quiz
Lokaal in vier vakken verdelen: A/ B/ C/ D.
Vraag laten zien.
Loop naar het juiste antwoord.

Slide 4 - Slide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 6 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 7 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 8 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 9 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 10 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 11 - Quiz