13.3 Transport

Hoofdstuk 13: Dieren en planten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 13: Dieren en planten

Slide 1 - Slide

Programma
  • Herhaling paragraaf 13.2
  • Start paragraaf 13.3
  • Uitleg VWO stukken paragraaf 13.1+ 13.2
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Herhaling 
Quizlet live

Slide 3 - Slide

wat hoort waar?
timer
1:00
Trachee
Stigma
Huidmondje
Kieuwboog
Lamel
Tegenstroom principe
Kieuwplaatje

Slide 4 - Drag question

Tegenstroomprincipe
Bloed -->
Bloed -->
timer
5:00
Bloed stroomt in de zelfde richting
Bloed stroomt in tegengestelde richting
<--Water
Water -->

Slide 5 - Drag question

Fotosynthese

                   +                      -->                       +
Verbranding

                   +                      -->                       +
______________________________________________________
timer
1:00
Koolstofdioxide
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zuurstof
Water
Water
Glucose
Glucose

Slide 6 - Drag question

Doelen
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe stoffen door een insect stromen
  • De leerlingen weten hoe stoffen door vissen getransporteerd worden 
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe planten hun stoffen vervoeren

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoe vervoeren insecten stoffen?
  • Het bloed vervoert de voedingsstoffen en de afvalstoffen
  • 1 groot bloedvat
  • Aan de achterkant het hart: een aantal kamers achter elkaar
  • Samentrekken v/d kamers -->                   bloed stroomt van achter naar voren
  • Bloedvat eindigt in de kop
  • Uit het bloedvat en stroomt vrij door het lichaam (open bloedsomloop)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoe vervoeren vissen stoffen?
-Het bloed vervoert  zuurstof, afvalstoffen en voedingstoffen naar alle cellen.
-Vanuit het verteringstelsel komen de voedingsstoffen in het bloed
-Enkelvoudige  bloedsomloop (gesloten)

Slide 11 - Slide

Kleine bloedsomloop
linker
boezem
linker
longader
linker
long
slagader
haarvaten
rechter
long
rechter
kamer

Slide 12 - Drag question

Grote bloedsomloop:

onderste
holle
ader
linker
boezem
linker
kamer
rechter
boezem
bovenste
holle
ader
aorta-->
slagader
aorta
ader
haarvaten
been
haarvaten
arm
long
slagader
long
ader
linker
kamer

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Video

Hoe vervoeren planten stoffen?
• Zuigen met hun wortels water en mineralen op
• Door de vaten vervoerd
• Vaatbundel(liggen in groepjes)

Slide 15 - Slide

Vaatbundels
lopen van wortel tot in de bladnerven en bloemen, liggen in een kring en bestaan uit 2 soorten:

1. Houtvaten: vaten voor water en mineralen (binnenring)
2. Bastvaten: vaten voor glucose en andere voedingstoffen (buitenring)

Slide 16 - Slide

Het bloed van de insect vervoert zuurstof
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Heeft een insect een open of een gesloten bloedsomloop?
A
open
B
gesloten

Slide 18 - Quiz

wat vervoert het bloed bij de vis
A
zuurstof
B
zuurstof en voedingsstoffen
C
voedingsstoffen en afvalstoffen
D
zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen

Slide 19 - Quiz

Hoe heet het onderdeel dat de voedingstoffen vervoerd in de plant?
A
vaatbuisjes
B
vaatbundels
C
haarvaten

Slide 20 - Quiz

Wat vervoeren de houtvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 21 - Quiz

Heeft een vis een open of een gesloten bloedsomloop
A
open
B
gesloten

Slide 22 - Quiz

Bij de plant zit in de buitenring de
A
Houtvaten
B
Bastvaten

Slide 23 - Quiz

Eencellige organismen
Bijv. pantoffeldiertje of amoebe. Eten algen (o.a.).
Eet door celmembraan om alg te doen en het op te nemen. Dan wordt de alg verteerd in de cel.

Slide 24 - Slide

Hoe 'eten' eencellige organismen?
Proces = endocytose
Deel van het celmembraan vouwt om het te eten eencellige plantje (=alg) en wordt zo opgenomen.

Proces = exocytose
Onverteerde resten of andere grote stoffen worden verpakt in blaasjes en deze vloeien samen met het celmembraan. Inhoud wordt zo naar buiten afgegeven.

Slide 25 - Slide

Actief en passief transport
Andere stoffen kunnen ook uitgewisseld worden met omgeving. Dit kan op twee manieren:
  • het gaat 'vanzelf': passief transport


  • het kost de cel energie: actief transport


  • diffusie
  • osmose 

Slide 26 - Slide

Diffusie
Zuurstof en koolstofdioxide passeren het celmembraan vanzelf, dit kost geen energie. Dit heet diffusie
  • bij verschil in concentratie (binnen/buiten de cel)
  • stof gaat door het membraan
  • stof gaat van hoge concentratie naar lage concentratie (gelijke verdeling)

Slide 27 - Slide

Osmose
Water gaat via osmose de cel in of uit, dit kost de cel geen energie.
  • deeltjes kunnen niet door membraan, dus water gaat door membraan
  • water gaat van kant met lage concentratie naar kant met hoge concentratie (gelijke verdeling van stoffen)

Slide 28 - Slide

Wat moet je kunnen?
  • uitleggen wat actief en passief transport is.
  • de processen osmose en diffusie beschrijven.

Slide 29 - Slide

Aan de slag
Wat?                  Maken Paragraaf 13.3 
Hoe?                  met een buurman of buurvrouw
Hoe lang?        ong. 20 minuten
Vraag?               Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.
                              Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op
Klaar?                 Kijk of je dit voor jezelf helder kunt opschrijven                                     (samenvatten) 

Slide 30 - Slide

Endocytose
Exocytose

Slide 31 - Drag question