De bekendste voorzetsels zijn: aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Vaak wordt het ezelsbruggetje 'huis' gebruikt.