Blok 1 Grammatica les 1 persoonsvorm

Welkom 2KB3!
Maandag 6 september
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 2KB3!
Maandag 6 september

Slide 1 - Slide

Envelopjes uitdelen: kijken of ze deze kunnen ordenen
Daarna de categoriekaarten uitdelen
Bewust maken van andere tijden en vormen van werkwoorden
Instructie persoonsvorm: tijdproef
Uitleg opdrachten: 1 – 3 – 5
Maken van dit huiswerk

Programma van vandaag
  • Lekker lezen (10 minuten)
  • Opdracht 
  • Instructie
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lekker lezen (10 minuten)
timer
10:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Je krijgt een envelop in je tweetal. Haal op mijn teken de kaartjes eruit en bekijk hoe je ze kan ordenen. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is de uitkomst?
Werkwoorden in tegenwoordige tijd.
Werkwoorden in verleden tijd.

Werkwoorden kunnen veranderen in vorm door de tijd.

En... een vorm van een werkwoord:
Werkwoorden in voltooid deelwoord.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doelen van vandaag
Na deze lees weet ik wat een persoonsvorm is.
Na deze les weet ik wat een heel werkwoord is.
Na deze les weet ik wat een voltooid deelwoord is.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Instructie 
De persoonsvorm

Wat zijn werkwoorden ook alweer?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Link

This item has no instructions

De persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord dat in de zin verandert als je deze zin in een andere tijd zet.

Van tegenwoordige tijd naar verleden tijd.
of
Van verleden tijd naar tegenwoordige tijd.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
Tessa eet een appel in de tuin. (t.t.)
naar (v.t.)
Tessa at een appel in de tuin.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
Het meisje lachte naar haar kleine zusje. (v.t.)
of
Het meisje lacht naar haar kleine zusje. (t.t.)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het stappenplan?
  1. Bekijk en lees de zin goed.
  2. Bepaal in welke tijd de zin staat (tegenwoordige of verleden tijd?)
  3. Zet de zin om in de andere tijd dan dat hij daar staat (zet hem om in de andere).
  4. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 
  5. Gevonden!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De nieuwe jongen liep over het schoolplein.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De metselaar metselt de stenen op elkaar.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Marrit klierde haar kleine broertje tijdens het avondeten.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Let wel op!
Er is een verschil tussen een persoonsvorm en het hele werkwoord. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kijk mee naar de zinnen
De burgermeester opent vandaag het nieuwe schoolgebouw. 
(persoonsvorm)

De burgermeester zal het nieuwe schoolgebouw openen
(hele werkwoord: zoals in het woordenboek staat, dus geen persoonsvorm)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten maken:
Kijk mee: opdracht 1, 3 en 5.

Voor opdracht 5:
De woorden die je gaat benoemen staan hiernaast. Lees de zinnen in het verhaal wel goed, want zo kun je bepalen wanneer je te maken hebt met een persoonsvorm, een heel werkwoord of voltooid deelwoord.
Woorden van opdracht 5:

heb
gezien 
ligt
slapen
lijkt
wacht
zal
komen
grijpt
Is
opgeschreven
zal
loslaten
schudt
heeft
losgelaten
geldt

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Doelen van vandaag
  • Na deze lees weet ik wat een persoonsvorm is.
  • Na deze les weet ik wat een heel werkwoord is.
  • Na deze les weet ik wat een voltooid deelwoord is.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Volgende keer
Zorg er wel voor dat je opdrachten gemaakt hebt, die gaan we bespreken de volgende les. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions