Spelling B5 1k - pv en volt.dw

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Spelling persoonsvorm TT
ik-vorm
fiets
word
loop
ik-vorm + t
fietst
wordt
loopt
meervoud
fietsen
worden
lopen

Slide 2 - Slide

Spelling voltooid deelwoord
-D of -T?
'T KoFSCHiP + X

Hele werkwoord
fietsen
beleven
Stam
fiets
beleev
 -t/-d?
gefietst
beleefd

Slide 3 - Slide

Benoem de PV:
Ze heeft mijn huiswerk gemaakt.
A
heeft
B
gemaakt

Slide 4 - Quiz

Benoem de PV:
Het werkstuk wordt te laat ingeleverd.

A
wordt
B
ingeleverd

Slide 5 - Quiz

Benoem het voltooid deelwoord:
Ik heb gisteren gesport.
A
heb
B
gesport

Slide 6 - Quiz

Benoem het volt.dw
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
A
heb
B
gemaakt

Slide 7 - Quiz

Schrijf de pv goed:
Joshua -worden- moe van al het leren.

Slide 8 - Open question

Schrijf de PV goed:
Ik -houden- jou goed in de gaten.

Slide 9 - Open question

Schrijf de PV goed:
Dat -gebeuren- normaal nooit.

Slide 10 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord goed:
Dat is net -gebeuren.-

Slide 11 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord goed:
Joëlle en Bella hebben de avond van hun leven -beleven-.

Slide 12 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord goed:
Hebben jullie dit goed -maken-?

Slide 13 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
.
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 14 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
.
De persoonsvorm
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 15 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
.
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 16 - Drag question

?
De persoonsvorm
Wie 
gaat
er
vaak
naar
de bioscoop

Slide 17 - Drag question

.
De persoonsvorm
Wij
gaan
koken
bij 
zullen
verzorging

Slide 18 - Drag question


De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 19 - Quiz


Na school fietsen we samen naar huis.
_________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 20 - Quiz


Is dat wel een goed idee?
___
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 21 - Quiz


De leerlingen zwaaiden naar hun vrienden.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 22 - Quiz


Gaan we vanmiddag zwemmen?
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 23 - Quiz

Hoe is het gegaan?

Slide 24 - Mind map