les 19 - van jou, van mij

Grammatica 



les 19
van jou  / van mij 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Grammatica 



les 19
van jou  / van mij 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we leren?

Ik leer het juiste persoonswoord in de zin te plaatsen. 

Slide 2 - Slide

Uitleg
Mijn vader geeft mij geld. 
Het is mijn geld. 
Het geld is van mij.

Ik geef jou / u een boek. 
Het is jouw / uw boek. 
Het boek is van jou / van u . 




Slide 3 - Slide

Uitleg
Let op!

Ik heb het hun verteld. 
Ik heb het aan hen verteld. 
Mensen = hun of hen (na een voorzetsel hen).

Slide 4 - Slide

Uitleg
Let op!

Ik vind appels lekker.                           
Ik vind ze lekker.
dingen meervoud = ze

Slide 5 - Slide

Uitleg
Let op!

Zie je die hond? (de hond / de woorden zijn mannelijk)
ja, ik zie hem. 

Waar is het boek / Waar is dat boek?
dat = het

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
oefening 57:  
vul in: hem, haar, het of ze

Zie je dat vliegtuig?                       Ja, ik zie _______________.
Ken jij die man?                               Ja, ik ken _______________.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
oefening 58: vul het goede persoonswoord in. 

De leraar zoekt Ahmed. Hij roept ___________________. 
Appels zijn lekker. Ik koop ________________ vaak. 

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
oefening 59: vul het persoonswoord in. 

Jullie spreken Turks. Ik kan _______________ niet verstaan. 
Mijn sleutels liggen nog thuis. Wie wil _____________ even halen. 
Vader is jarig. Ik geef ________________ een zoen. 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
oefening 60: vul de persoonswoorden in. 

Mijn vader en moeder gaan op reis. __________ gaan naar Turkije. 
We krijgen een nieuwe leraar. Ik ken _______________ niet. 

Slide 10 - Slide

Nu zelf

Maak les 19

Klaar? 
Disk, leesboek, huiswerk.

Slide 11 - Slide