Komma gebruiken

1 / 11
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ik leer hoe je komma's gebruikt.
- Waarom?
- Bij opsomming
- Bij voegwoorden: maar, want en omdat.
- Niet bij 'en' en 'of'

Slide 2 - Slide

Opsomming
In de fruitschaal liggen appels, druiven en bananen.

Slide 3 - Slide

Voegwoorden
Nynke wilde graag meedoen, maar voelde zich niet lekker.
De schoenen passen Jorg niet, omdat ze te klein zijn.



Slide 4 - Slide

Voor of na een naam, wanneer je iemand aanspreekt in een zin


Maud, ga jij mee zwemmen?

Slide 5 - Slide

Tussen twee persoonsvormen

Als je weggaat, doe dan de deur dicht.

Slide 6 - Slide

Nog even oefenen
  • Op de fruitschaal liggen druiven appels en peren. 
  •  De koolmees zoekt takjes want hij wil een nestje bouwen. 
  •  De bank is vies omdat ik melk heb gemorst. 
  • Wil jij op voetbal of korfbal?
  • Hij vond het onzin maar begreep het ook wel.

Slide 7 - Slide

Welke zin is goed?
A
Ik ga met de bus, want het regent
B
Ik ga met de bus want het regent
C
Ik ga, met de bus want het regent

Slide 8 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Jan Kalid en Rick gaan voetballen
B
Jan, Kalid en Rick gaan voetballen
C
Jan Kalid en, Rick gaan voetballen

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Het is koud want het vriest.
B
Het is koud, want het vriest.
C
Het is koud want, het vriest.

Slide 10 - Quiz

Aan de slag.
Pak je boek. We gaan kort even langs de oefeningen en daarna werken jullie samen aan het werkboek!

Slide 11 - Slide