Anatomische adaptatie:
- er ontstaan meer sarcomeren (=kleinste eenheid binnen een spier), waarbinnen actine- en myosinedraden over elkaar heen schuiven.
- door toename aantal sarcomeren neemt de omvang van FT-spiervezels toe (hypertrofie).
- de voorraad ATP en CP in FT-spiervezels neemt toe
fysiologische adaptatie:
- verbeterde intramusculaire coördinatie (spierdelen werken beter samen)
- verbeterde intermusculaire coördinatie (spieren werken beter samen)
- contractiesnelheid van spiervezels (vooral de Ft-vezels) neemt toe