Blok 2- Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 4

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 2.4
1.	Lesopening
2.	Lesdoelen
3.	Mini-check & Arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 71

2. Lesdoelen 

Aan het eind van deze les:

- kun je meningen en argumenten onderscheiden

- kun je onderscheiden of een schrijver wel of niet zijn eigen mening geeft

Een feit:

• Een feit kun je controleren.
• Een feit is iets wat echt zo is.

• Een week heeft 7 dagen.
• Een jaar heeft 4 seizoenen.
• Ik heb een hond en hij heet Flint.

• Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
• Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
• Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Noem een feit over spruitjes, maak er een complete zin van.

Wat is geen feit?

1. spruitjes smaken smerig
2. spruitjes zijn vies
3. spruitjes smaken bitter
4. spruitjes zijn gezond

Mening

Wat iemand vindt.

Je kan het eens of oneens zijn met een mening.

Ik houd van sporten.

Ik vind dit een mooi gebouw.

Welk antwoord bevat een mening?

1. Ik vind een briefje van 20.
2. Ik vind hem een aardige jongen.
3. Hij is 16 jaar oud.
4. Ik houd het briefje van 20 voor mezelf

Feit:

Een feit is iets wat vaststaat.

Een feit is bewezen.

Bijvoorbeeld: Het gras is groen.

Mening:

Een mening is iets wat je vindt.

Bijvoorbeeld: Zuurkool is niet lekker.

Feit

De waarheid

Mening

Wat iemand vindt

Als je iets vindt, is dat je mening.

De reden voor je mening is een argument.

Argumenten

• Argumenten gebruik je om een ander te overtuigen van jouw mening.

• Je legt uit waarom je een bepaalde mening hebt, oftewel je onderbouwt je mening.
• Een goed argument is geldig en juist

Argumenten 

• Een reden bij je mening.
• Uitleg bij je mening.
• Een bewijs bij je mening.
• Kun je herkennen aan de woorden: omdat en want.

Voorbeeld: 

Ik vind die televisie erg duur, want hij kost €800 en dat is mijn maandsalaris. 

Argumenten

Bij een mening geef je een argument.

Een argument is uitleg en ondersteuning bij jouw mening.

Een mening zonder argument is niets waard!

Dus NIET: Ik vind het stom, want dat is mijn mening.

Dus WEL: Ik vind het stom, want het is veel werk.

Je herkent een argument aan woorden als want, omdat en daarom.

Waar zie je een argument?

1. Ik vind cavia's suffe dieren.
2. Cavia's slapen met hun ogen open.
3. Cavia's zijn gezellig, want ze piepen als de koelkast opengaat.
4. Cavia's worden meestal ongeveer vijf jaar oud.

Tekst en beeld

Veel schrijvers voegen afbeeldingen aan hun teksten toe. Zeker bij activerende teksten.

Tekst en beeld

Functies van afbeeldingen

• De aandacht van de lezer trekken.
• Nodig om tekst te begrijpen.
• De inhoud van een tekst duidelijker maken.
• Tekst aantrekkelijker maken.
• Bepaalde sfeer aan tekst geven.

Publiek

Functies van afbeeldingen

• De aandacht van de lezer trekken.
• Nodig om tekst te begrijpen.
• De inhoud van een tekst duidelijker maken.
• Tekst aantrekkelijker maken.
• Bepaalde sfeer aan tekst geven.

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 6 op blz 71 t/m 77

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna pak je je leesboek en ga je in stilte lezen. 

7. Evaluatie 

Hoe ging de les?

Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?

Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je meningen en argumenten onderscheiden?

- kun je onderscheiden of een schrijver wel of niet zijn eigen mening geeft?

Huiswerk & Toetsen

Huiswerk: 

Maandag 25 november 

Opdracht 1 t/m 6 op blz 71 t/m 77

Toetsen: 

-