A2Taalcompl. 3.6 scheidbare werkwoorden

Hoe gaat het met jullie?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoe gaat het met jullie?

Slide 1 - Slide

Meedoen met lessonup
Open de laptop en zet hem aan
Log in met je eigen emailadres en het wachtwoord
In Google toets je als zoekterm in:
lessonup app
klik lessonup app aan
Voer de code in

Slide 2 - Slide

Hoe gaat het met jullie?

 Met mij gaat het goed, maar          
ik ben erg druk voor mijn school!

Slide 3 - Slide

Hoe gaat het met jullie?
Maak een zin met: als, omdat ,want, maar, of, en, of dus

Slide 4 - Open question

Wat gaan we vandaag doen?
  • Thema 3.6 uit het boek: Ik maak schoon.                                                                   - De docent legt uit.
  • Na de pauze KNM

Slide 5 - Slide

Lesdoelen voor vandaag:

Na de les van vandaag:
weten jullie wat een scheidbaar werkwoord is en hebben we geoefend met zinnen met scheidbare werkwoorden.

Slide 6 - Slide

TaalCompleet thema 3.6

Scheidbare werkwoorden

Kijk naar de video van TaalCopleet

Slide 7 - Slide

Mopje:

Twee slakken zijn aan het wandelen. 
'Doei, ik ga hier oversteken', zegt de één. 
Zegt de andere: 'Nee, niet doen! Morgen komt de bus!'

Slide 8 - Slide

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woordje.

schoonmaken = schoon + maken 
aankomen = aan + komen
nadenken = na + denken

Slide 9 - Slide

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat. Dan het werkwoord wat je aan aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:

Ik   maak   de keuken   schoon.
De trein   komt   om 10:00 uur   aan.
Wij   denken   eerst  na

Slide 10 - Slide

Twee werkwoorden in de zin?
Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 



Slide 11 - Slide

Nu komen er vragen
Je hoeft alleen de woorden in te vullen.
Dus als er gevraagd wordt:

Wat is het hele werkwoord in deze zin?
Mijn dochter belt haar vriendin op.

Dan is het antwoord: opbellen

Slide 12 - Slide

Wat is het hele werkwoord?

De docent legt de opdracht uit.

Slide 13 - Open question

Wat is het hele werkwoord?

Ik maak de tafel schoon.

Slide 14 - Open question

Wat is het hele werkwoord?

Ik schrijf de woorden op.

Slide 15 - Open question

Schrijf de goede vorm van het werkwoord.

De docent ...... haar jas ......(ophangen).

Slide 16 - Open question

Schrijf de goede vorm van het werkwoord.

Ik ....... de som ........ (uitleggen).

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Schrijf de goede vorm van het werkwoord.

Hoe moet ik dit probleem ........ (oplossen)?

Slide 19 - Open question

Schrijf de goede vorm van het werkwoord.

De wedstrijd moet .......(doorgaan).

Slide 20 - Open question

Nu 2 werkwoorden! Schrijf in de goede vorm

Het kind ....... de straat ....... (mogen-oversteken)

Slide 21 - Open question

Schrijf in de goede vorm
Ik ....... de keuken vanmiddag ....... (gaan schoonmaken)

Slide 22 - Open question

Het lesdoel van vandaag was dat jullie weten wat een scheidbaar werkwoord is en dat we geoefend hebben met zinnen.

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Wie kan een voorbeeld geven?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Terug naar het boek Thema 3.6

Bladzijde 119:  Oefeningen maken vanaf 53

Slide 25 - Slide

                           
                                Na de pauze KNM!

Slide 26 - Slide