Klare taal les 17 - niet/geen

• NT2
• ISK

Klare taal les 17 - niet/geen

Wat gaan we doen?

Vandaag ga ik met groep 2 samen aan het werk. 

Groep 1 werkt zelfstandig. 

Groep 2 - Niet / Geen

Groep 1 - bijvoeglijk naamwoorden en onregelmatige werkwoorden

Groep 1

Hlib

Hazem

Nour

Roni

Meti

Essa

Groep 2 

Andrei

Ermyas

Anisa

Hamed

Mohammad Abbas

Mohammad Hammami

Mia

Darii

Waar ging het vorige week over met groep 1?

Trappen van vergelijking

klein - kleiner - kleinst

Bij de tweede trap komt -er achter het woord.

Bij de derde trap komt -st achter het woord.

Welk woord gebruik je nog meer bij de tweede trap?

1. dan
2. als
3. het

De tweede trap

We gebruiken hier altijd het woordje 'dan'. 

De jongen is kleiner dan het meisje. 

Deze auto is groter dan die auto. 

Mijn school is leuker dan die van jou.

Vul de onregelmatige trappen aan:
Goed
Veel
Weinig
Graag

Les 17 - Niet of geen?

We gebruiken de woorden niet of geen om te ontkennen. 

Ontkennen is 'nee zeggen'. 

Kom je morgen ook?

Nee ik kom niet. 

Niet

Niet staat vaak achteraan in de zin: 

Ik kom morgen niet.

Ik koop dat boek niet. 

Niet hoort dan bij het werkwoord. 

Niet

Niet kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord staan. 

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Niet

Niet kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord staan. 

Hij is niet rijk. 

Hij werkt niet hard.

Geen

Geen wordt altijd gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Geen

Geen wordt altijd gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

Geen = niet één

Geen fiets. 

Er kan ook een bijvoeglijk naamwoord tussen staan:

Geen nieuwe fiets.

Geen

Bij stofnamen gebruik je altijd geen. 

Stofnamen zijn namen van stoffen zoals:

Goud, koffie, thee, suiker, zand, zilver, hout, papier en nog veel meer. 

Stofnamen herken je doordat je ze niet kunt tellen. 

Je kan niet zeggen: één goud, één zeep of één suiker. 

Niet of geen?
Mijn broer werkt ... in het weekend

1. Niet
2. Geen

Niet of geen?
Wij hebben ... huiswerk vandaag.

1. Niet
2. Geen

Maak een zin met het woord 'niet.

Welke zin is goed?

1. Ik heb niet een hond.
2. Ik heb geen hond.
3. Ik heb niet hond.

Welke zin is goed?

1. De winkel is geen open.
2. De winkel is niet een open.
3. De winkel is niet open.

Wat nu?

Je gaat nu de opdrachten van Les 1 maken. 

Als je klaar bent mag je zelfstandig bezig met iets anders (TaalCompleet, Eduhint, Holmwoods of lezen). 

Is iedereen klaar?

Dan gaan we samen nakijken.