UNIDAD 2 EL LUGAR DONDE VIVO - Parte 1

1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos a la clase!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Repaso
In Unidad 1 hebben we 2 onregelmatige werkwoorden geleerd:
SER (zijn): 
soy-eres-es-somos-sois-son
TENER (hebben (ook voor leeftijd) 
tengo-tienes-tiene-tenemos-tenéis-tienen







Slide 4 - Slide

Nosotros ___________estudiantes de Deltion College
A
son
B
es
C
somos
D
sois

Slide 5 - Quiz

Madrid _________la capital de España
A
soy
B
eres
C
son
D
es

Slide 6 - Quiz

Mi hermana ________dieciocho años
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos

Slide 7 - Quiz

Mis amigos________un perro
A
tenemos
B
tengo
C
tienen
D
tenéis

Slide 8 - Quiz

Repaso 
en daarnaast:
jezelf voorstellen  
vragen hoe het gaat/is met iemand 
iets vertellen over je familie
begroeten en afscheid nemen 
uitspraak alfabet  
nummer tot 10 
lidwoorden (el/la/los/las - un/una/unos/unas)




Slide 9 - Slide

mannelijke
woorden
Vrouwelijke
woorden
televisión
avión
café
libro
ciudad
Fresa
médico
canción
vacaciones

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Video

yo
ella
nosotros
vosotros
ustedes
bailan
bailas
baila
bailamos
bailáis
bailo

Slide 12 - Drag question

Unidad 2 El lugar donde vivo
Betekenis? 
In dit hoofdstuk leren we: 
  1. woorden om te gebruiken bij gebouwen, steden, dorpen 
  2. te vertellen waar je woont/je vandaan komt 
  3. te vertellen over je woonplaats

Slide 13 - Slide

Enkele nieuwe woorden:
una ciudad
un pueblo
un museo
un parque
una plaza
una iglesia
una tienda
un barrio

een stad
een dorp
een museum
een park
een plein
een kerk
een winkel
een wijk/buurt
timer
1:00

Slide 14 - Slide

interesante
impresionante
grande
pequeño/a
bonito/a
feo/a
barato/a
mucho/a
poco/a
famoso/a
interessant
indrukwekkend
groot
klein
mooi
lelijk
goedkoop
veel
weinig
beroemd
timer
1:30

Slide 15 - Slide

Ejercicio 2.01
Lees de tekst en probeer in te schatten welke woorden waar missen:  centro - ciudad - palacio - supermercado - tiendas 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Ik woon in ...                     Vivo en......
Het is een stad ....            Es una ciudad...
Het heeft ....                       Tiene .....
Er is/er zijn ...                     Hay ...
Het heet ....                        Se llama .....
Wij wonen in ...                 Vivimos en ....
Er is geen ..                        No hay...

Waar woon jij?                 ¿Dónde vives?  

Slide 19 - Slide

Lees de tekst goed en beantwoord daarna de blokken vragen in het boek (pag. 33)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

¿Dónde está Amsterdam?
Amsterdam está en el oeste de Holanda.

Slide 23 - Slide


A
el oeste
B
el norte
C
el sur
D
el este

Slide 24 - Quiz

¿Dónde está Madrid?
A
en el centro de España
B
en el norte de España
C
en el oeste de España
D
en el sur de España

Slide 25 - Quiz

The opposite from 'en el NORTE' is:
A
en el este
B
en el sur
C
en el oeste
D
en el centro

Slide 26 - Quiz

bonito
famoso
caro
iglesia
Norte
sur
oeste
este
calle
plaza
tranquilo
casa
beautiful
famous
expensive
church
North
Sur
West
East
street
square
quiet
house

Slide 27 - Drag question

Zeg a.u.b. in het Spaans
Zwolle is een stad. 
Het is een grote stad.
Het is een mooie stad. 

Zwolle 'ligt/bevindt zich' in het oosten van Nederland 

Slide 28 - Slide

Soy de....., Holanda
Me llamo ....
Vivo en ...
Es un pueblo/una ciudad
Está en el ... de Holanda
Hay ....
No hay ..... 
Ik kom uit..., Nederland.
Ik heet ... 
Ik woon in ... 
... is een dorp/stad
...ligt ... van Nederland
In mijn dorp/stad is een ... (Hay)
In mijn dorp/stad is geen ... (no hay)

Slide 29 - Slide

online oefeningen
Via de link op de volgende pagina ga je aan de slag met enkele oefeningen gebaseerd op de woordenschat van de verhalen van Nuria en Paco. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Slide